TIMLOTO (Technische Informatica Motorvoertuigen Leerweg Open Technisch Onderwijs)

Wanneer de sporing van een auto niet bekend is dient de sporing worden afgesteld op:
1. nul
2. een negatieve waarde
3. een positieve waarde
De KPI-hoek van een moderne auto bedraagt ongeveer:
1. 12°
2. 6°
3. 18°
De overbrengverhouding van een directe stuurinrichting is onder andere afhankelijk van:
1. de diameter van het rondsel
2. het aantal tanden van de tandheugel
3. de lengte van de tandheugel
Wanneer bij een auto de wielbasis wordt vergroot, dan:
1. moet de stand van de fusee-armen minder schuin worden
2. moet de stand van de fusee-armen schuiner worden
3. zal de auto lichter gaan sturen
Als bij een auto de wielbasis wordt verkleind, dan:
1. moet de stand van de fusee-armen minder schuin worden
2. moet de stand van de fusee-armen schuiner worden
3. zal de auto lichter gaan sturen
Met uitspoor in de bocht wordt bereikt dat:
1. alle wielen een denkbeeldige cirkel beschrijven met een gezamenlijk middelpunt
2. de bestuurde wielen een cirkel beschrijven met een gezamenlijk middelpunt
3. de bestuurde wielen een gelijke hoekverdraaiing krijgen
De rijlijn waarin een voertuig zich beweegt wordt hoofdzakelijk bepaald door de:
1. stand van de achterwielen ten opzichte van de hartlijn van het voertuig
2. de stand van de voorwielen ten opzichte van de hartlijn van het voertuig
3. hartlijn van de carrosserie
Een aantal voordelen van een stuurhuis van het type kogelkringloop zijn:
1. lichte besturing, lage inwendige wrijving, minimale slijtage
2. snelle stuurreactie, eenvoudige constructie, kleine overbrengverhouding
3. minimale wrijving, lichte constructie, grote overbrengverhouding
De ingesloten hoek van een fusee wordt gevormd door de:
1. wielvlucht (camber) en de fuseedwarshelling (kpi)
2. schuurstraal en de achteroverhelling van het fusee (caster)
3. vooroverhelling van het fusee en het Ackermann-principe
De totale wieluitslag van uiterst links naar uiterst rechts is 60°.
Het stuurwiel moet hiervoor 4 hele omwentelingen worden verdraaid.

De totale overbrengverhouding van de stuurinrichting is:
1. 24
2. 15
3. 12
De camber wordt ook wel aangeduid als de:
1. wielvlucht
2. askanteling
3. sporing
De caster wordt ook wel aangeduid als de:
1. wielvlucht
2. askanteling
3. sporing
Wanneer de sporing van een voertuig wordt gewijzijgd zal tevens de:
1. wielvlucht wijzigen
2. askanteling wijzigen
3. ingesloten hoek wijzigen
Een nadeel van een grote overbrengverhouding in een indirecte stuurinrichting is:
1. snelle stuurreacties zijn niet mogelijk
2. tijdens inparkeren dient veel stuurkracht uitgeoefend te worden
3. wieltrillingen zullen snel door worden gegeven aan het stuurwiel
Wanneer de wielvlucht (camber) te groot is zal:
1. de buitenzijde van het loopvlak meer slijten dan de binnenzijde
2. er op de band een patroon van zaagtandslijtage ontstaan
3. het stuurwiel niet meer goed terug komen in de middenstand
Wanneer de sporing van een voertuig niet juist is:
1. de buitenzijde van het loopvlak meer slijten dan de binnenzijde
2. er op de band een patroon van zaagtandslijtage ontstaan
3. het stuurwiel niet meer goed terug komen in de middenstand
De mate van bekrachtiging bij een stuurbekrachtiging wordt bepaald door:
1. het oppervlak van de werkzuiger en de oliedruk
2. de hoeveelheid olie en het oppervlak van de werkzuiger
3. de oliedruk en de hoeveelheid olie
Een negatieve schuurstraal veroorzaakt:
1. een zelfcorrigerend stuurkarakter
2. betere spoorkrachten in de bochten
3. een verminderde bandenslijtage
Een stuurwiel maakt 3,5 omwentelingen van de uiterste wielstand van links naar rechts.
De pitmanas is dan 50° verdraaid en de voorwielen zijn dan 60° verdraaid.

De overbrengverhouding in het stuurhuis is:
1. 25.2
2. 21,0
3. 17.1
Een motorvoertuig is uitgevoerd met een vaste achteras.
Het snijpunt van het Ackermannpunt ligt:
1. op de hartlijn van de carrosserie en de hartlijn van de achteras
2. op de hartlijn van de carrosserie en de hartlijn van de vooras
3. op de hartlijn van de carrosserie en de hartlijn van zowel de vooras als de achteras
Wanneer het snijpunt van de kpi en de wielvlucht elkaar kruisen boven het wegdek noemen we de schuurstraal:
1. negatief
2. postief
3. center-point steering
Wanneer het snijpunt van de kpi en de wielvlucht elkaar kruisen onder het wegdek noemen we de schuurstraal:
1. negatief
2. positief
3. center-point steering
Wanneer het snijpunt van de kpi en de wielvlucht elkaar kruisen op het wegdek noemen we de schuurstraal:
1. negatief
2. postief
3. center-point steering
Een ingebouwde stuurbekrachtiging vergroot de kracht tussen de:
1. stuuras en de pitmanas
2. tandsector en de pitmanas
3. wormas en de stuuras
Voordelen van een directe stuurinrichting zijn:
1. goedkope constructie, licht uitgevoerd, snelle stuurreactie mogelijk
2. lichte besturing, hoeft niet gesmeerd te worden, geen stuurbekrachtiging nodig
3. minder slijtage, minder bewegende delen, grote inwendige vertraging
De standen van de fusee-armen ten opzichte van de fusee-pennen wordt bepaald door de:
1. denkbeeldige lijnen van het Ackermann-principe
2. lengte van de spoorstang(en)
3. grootte van de naspoor
In een stuurhuis van het type kogelkringloop brengen de kogels de stuurkracht over van de:
1. stuuras naar de kogelmoer
2. sectoras naar de pitmanas
3. stuuras naar de wormas
In de onderstaande afbeelding wordt de KPI afgebeeld door het getal:
1. 1
2. 2
3. 4
In de onderstaande afbeelding wordt de wielvlucht afgebeeld door het getal:
1. 1
2. 2
3. 4
In de onderstaande afbeelding wordt de caster afgebeeld door het getal:
1. 1
2. 2
3. 4
Voor de onderstaande afbeelding geldt:
1. caster = postief
  camber = positief
2. caster = negatief
  camber = positief
3. caster = negatief
  camber = negatief
In de onderstaande afbeelding heeft het wiel een:
1. positieve camber
2. positieve caster
3. positieve sporing
Een voertuig met voorwielaandrijving is meestal uitgevoerd met:
1. uitspoor
2. toespoor
3. naspoor
Een voertuig met achterwielaandrijving is meestal uitgevoerd met:
1. uitspoor
2. toespoor
3. naspoor
Het afgebeelde voertuig is uitgevoerd met:
1. toespoor
2. uitspoor
3. naspoor
Het afgebeelde voertuig is uitgevoerd met een:
1. negatieve wielvlucht
2. positieve camber
3. center-point steering
In de onderstaande afbeelding wordt de ingesloten hoek gevormd door:
1. 1 en 2
2. 3 en 4
3. 2 en 3
Wanneer de hartlijnen van beide voorwielen niet geheel gelijk liggen wordt dit:
1. setback genoemd
2. naspoor genoemd
3. askanteling genoemd
De hartlijnafstand tussen beide voorwielen wordt de:
1. spoorbreedte genoemd
2. wielbasis genoemd
3. wielbreedte genoemd
Een pitmanarm wordt toegepast wanneer een voertuig uitgerust is met een:
1. indirecte stuurinrichting
2. balhoofd stuurinrichting
3. molenstel stuurinrichting
Het stuurwiel terug laten keren in de middestand wordt verkregen door de:
1. KPI
2. caster
3. wielvlucht
Een tandheugel wordt toegepast wanneer een voertuig uitgerust is met een:
1. directe stuurinrichting
2. balhoofd stuurinrichting
3. molenstel stuurinrichting
Een auto zal bij verdraaiing van het stuurwiel opgetild worden als gevolg van de:
1. KPI
2. caster
3. camber
De fuseedwarshelling komt overeen met de:
1. KPI
2. camber
3. caster
De fuseelangshelling komt overeen met de:
1. KPI
2. camber
3. caster
Het afgebeelde slijtagepatroon is het gevolg van een te grote:
1. wielvlucht
2. naloop
3. askanteling
Bij een voertuig wordt de wielvlucht versteld van positief naar negatief.
Het gevolg hiervan zal zijn dat de:
1. toespoor van de sporing groter zal worden
2. uitspoor van de sporing groter zal worden
3. sporing niet zal wijzigen
Bij een voertuig wordt de wielvlucht versteld van negatief naar positief.
Het gevolg hiervan zal zijn dat de:
1. toespoor van de sporing groter zal worden
2. uitspoor van de sporing groter zal worden
3. sporing niet zal wijzigen
In de onderstaande afbeelding wordt afgebeeld de:
1. KPI
2. camber
3. uitspoor in de bocht
In de onderstaande afbeelding wordt de schuurstraal aangegeven door de snijpunten:
1. a - e
2. d - e
3. a - b
Een auto heeft een positieve schuurstraal.
Wanneer de bandenspanning wordt verlaagd zal de schuurstraal:
1. positiever worden
2. naar negatief verschuiven
3. niet wijzigen
De schuurstraal in de onderstaande afbeelding is:
1. nul
2. positief
3. negatief
Een auto heeft een negatieve schuurstraal.
Deze auto wordt uitgevoerd met bredere velgen.
Het gevolg zal zijn dat de schuurstraal:
1. minder negatief zal worden
2. negatiever zal worden
3. gelijk zal blijven
Volgens de wet mag de spoorbreedte maximaal worden aangepast met:
1. 2,0 %
2. 1,0 %
3. 3,0 %
Het afgebeelde slijtagepatroon is het gevolg van een:
1. te hoge bandenspanning
2. te lage bandenspanning
3. verkeerd afgestelde wielvlucht
Van het linkervoorwiel is het slijtagepatroon afgebeeld van het loopvlak.
Het slijtagebeeld is veroorzaakt door:
1. te veel toespoor
2. te veel uitspoor
3. te veel naspoor
Van het rechtervoorwiel is het slijtagepatroon afgebeeld van het loopvlak.
Het slijtagebeeld is veroorzaakt door:
1. te veel uitspoor
2. te veel toespoor
3. te veel naspoor
De ingesloten hoek is de som van de:
1. KPI en de camber
2. wielverzet en de fuseedwarshelling
3. uitspoor en de schuurstraal
De wielvlucht van een auto bedraagt 3° 35'
Wanneer deze wielvlucht wordt vergroot met 1° 40' onstaat de volgende hoek:
1. 5° 15'
2. 4° 75'
3. 4° 05'
Een hoek van 1° komt overeen met:
1. 60'
2. 100'
3. 3600'
Een hoek van 1° komt overeen met:
1. 60"
2. 100"
3. 3600"
Om een voertuig juist af te stellen dient allereerst de:
1. camber van de achteras te worden afgesteld
2. caster van de achteras te worden afgesteld
3. spoorbreedte van de achteras te worden afgesteld
Een decimale hoek van 6,8° komt overeen met een gradenhoek van:
1. 6° 48'
2. 6° 80'
3. 6° 14'
Een gradenhoek van 6° 48' komt overeen met een decimale hoek van:
1. 6,48°
2. 6,8°
3. 6,14°
In de onderstaande afbeelding is afgebeeld:
1. negatieve camber
2. negatieve caster
3. toespoor
In de onderstaande afbeelding is afgebeeld:
1. negatieve camber
2. negatieve caster
3. toespoor
In de onderstaande afbeelding is afgebeeld:
1. naloop
2. uitspoor
3. toespoor
In de onderstaande afbeelding is afgebeeld:
1. naloop
2. uitspoor
3. toespoor
In de onderstaande afbeelding is afgebeeld:
1. negatieve camber
2. positieve caster
3. toespoor
In de onderstaande afbeelding is afgebeeld:
1. positieve wielvlucht
2. positieve caster
3. toespoor
In de onderstaande afbeelding wordt de ingesloten hoek gevormd door:
1. 1 en 2
2. 3 en 4
3. 2 en 3
In de onderstaande afbeelding wordt de schuurstraal aangegeven door de snijpunten:
1. a - e
2. d - e
3. a - b
Een auto heeft een positieve schuurstraal.
Wanneer de bandenspanning wordt verhoogd zal de schuurstraal:
1. positiever worden
2. minder positief worden
3. niet wijzigen
Een moderne auto is meestal uitgevoerd met:
1. een negatieve wielvlucht
2. toespoor in de bocht
3. een negatieve KPI

meerkeuzetoetsWielgeometrie

meerkeuzetoets

Wielgeometrie