LEES DEZE INSTRUCTIES EERST GOED DOOR VOORDAT JE BEGINT:
- lees de gestelde vraag en alle antwoorden aandachtig door en klik daarna op het vraagteken bij het meest juiste antwoord - indien fout beantwoord dien je alsnog een tweede antwoord te geven om te controleren wat dan wel het juiste antwoord is - de toets is beëindigd wanneer de tekst "Je bent klaar met deze toets." verschijnt - scroll hierna naar de bovenzijde van het scherm waar "Aantal goed beantwoorde vragen..." staat vermeld (druk eventueel op functieknop "F5" om daarna een nieuwe toets te maken)
Door een achterruitverwarming vloeit een stroom van 10 A. De spanning van de installatie is 13 V. De weerstand van de achterruitverwarming is dan:
1,3 ohm
0,76 ohm
7,7 ohm
Wanneer een zekering stuk gaat, wordt dit veroorzaakt door:
een te grote stroomsterkte
een te hoge spanning
een te hoge weerstand
Door een weerstand van 0,5 ohm vloeit een stroom van 24 A. Deze weerstand is dan aangesloten op een spanning van:
12 Volt
24 Volt
18 Volt
Wanneer een zekering te warm wordt, kan dit worden veroorzaakt door:
een te hoog vermogensverlies over de zekering
een te lage weerstand van de zekering
te hoog spanningsverlies over de verbruikers
Door een weerstand van 1,0 ohm vloeit een stroom van 24 A. Deze weerstand is dan aangesloten op een spanning van:
12 Volt
24 Volt
18 Volt
In een elektrisch circuit maken we de spanning 2 keer zo groot en de weerstand 2 keer zo klein. De stroomsterkte wordt dan:
vier keer zo groot
twee keer zo laag
twee keer zo groot
Het voordeel van een koplampafstelapparaat ten opzichte van een afstelmuur is dat:
een kleinere meetafstand mogelijk is
het apparaat rekening houdt met de belasting van het voertuig
het apparaat asymmetrisch licht kan meten
De elektromotor die voor een elektrisch koplampafstelmechanisme wordt gebruikt:
is een parallelmotor en heeft twee draairichtingen
is een seriemotor en heeft twee draairichtingen
is een compundmotor en heeft twee draairichtingen
Het dimlicht is goed afgesteld, als recht voor de koplamp op een afstand van:
10 m de scheidingslijn 'licht/donker' 10 cm lager ligt dan het middelpunt van de koplamp
10 m de scheidingslijn 'licht/donker' 10 cm lager licht dan de onderste koplamp
5 m de scheidingslijn 'licht/donker' 10 cm lager ligt dan het middelpunt van de koplamp
Welke onderstaande lamp heeft de laagste weerstand?
12V / 10W
12V / 21W
12V / 70W
Welke onderstaande lamp heeft de hoogste weerstand?
12V / 10W
12V / 21W
12V / 70W
Afgebeeld zijn de aansluitingen van een duplolamp. De aansluiting 1 dient voor:
het grootlicht
het dimlicht
de massa van de lamp
Afgebeeld zijn de aansluitingen van een duplolamp. De aansluiting 2 dient voor:
het grootlicht
het dimlicht
de massa van de lamp
Afgebeeld zijn de aansluitingen van een duplolamp. De aansluiting 3 dient voor:
het grootlicht
het dimlicht
de massa van de lamp
De halogeen-lamp welke als duplolamp wordt gebruikt is de:
H4-lamp
H5-lamp
H7-lamp
De inschakelstroom van een lamp met een gloeidraad is ongeveer:
6 keer zo hoog als de brandstroom
2 keer zo hoog als de brandstroom
10 keer zo hoog als de brandstroom
De tijd tussen het inschakelen en op volle sterkte branden van een gloeilamp zit ongeveer:
10 msec
1 msec
100 msec
Het rendement van een lamp met een gloeidraad is ongeveer:
5 %
90 %
50 %
Het rendement van led's welke als achterlcht kunnen worden gebruikt is ongeveer:
5 %
50 %
90 %
Van het afgebeelde relais kunnen de volgende aansluitingen zonder problemen worden verwisseld:
88 en 88a
88 en 86
85 en 88a
Van het afgebeelde relais kunnen de volgende aansluitingen zonder problemen worden verwisseld:
88 en 85
88 en 86
85 en 86
De diode in het afgebeelde relais wordt een:
vrijloopdiode genoemd
polariteitsdiode genoemd
stabilisatordiode genoemd
De diode " D2 " in het afgebeelde relais wordt een:
vrijloopdiode genoemd
polariteitsdiode genoemd
stabilisatordiode genoemd
In onderstaand schema wordt een V4-meting verricht. Wanneer de verbruiker normaal werkt zullen de voltmeters ongeveer de volgende waarden aangeven:
V1 = 12,0 Volt, V2 = 0,4 Volt, V3 = 11,3 Volt, V4 = 0,3 Volt.
V1 = 12,0 Volt, V2 = 0,0 Volt, V3 = 0,0 Volt, V4 = 12,0 Volt.
V1 = 12,0 Volt, V2 = 3,4 Volt, V3 = 8,4 Volt, V4 = 0,2 Volt.
In onderstaand schema wordt een V4-meting verricht. Wanneer de massa door een defect onderbroken is zullen de voltmeters ongeveer de volgende waarden aangeven:
V1 = 12,0 Volt, V2 = 0,4 Volt, V3 = 11,3 Volt, V4 = 0,3 Volt.
V1 = 12,0 Volt, V2 = 0,0 Volt, V3 = 0,0 Volt, V4 = 12,0 Volt.
V1 = 12,0 Volt, V2 = 3,4 Volt, V3 = 8,4 Volt, V4 = 0,2 Volt.
In onderstaand schema wordt een V4-meting verricht. Wanneer de schakelaar ingebrand is zullen de voltmeters ongeveer de volgende waarden aangeven:
V1 = 12,0 Volt, V2 = 0,4 Volt, V3 = 11,3 Volt, V4 = 0,3 Volt.
V1 = 12,0 Volt, V2 = 0,0 Volt, V3 = 0,0 Volt, V4 = 12,0 Volt.
V1 = 12,0 Volt, V2 = 3,4 Volt, V3 = 8,4 Volt, V4 = 0,2 Volt.
Het dimlicht wordt aangegeven met de klemaanduiding:
56b
56a
58
Het grootlicht wordt aangegeven met de klemaanduiding:
56b
56a
58
Het stadslicht wordt aangegeven met de klemaanduiding:
56b
56a
58
Een voorschakelweerstand is niet nodig wanneer meerdere led's:
in serie worden geschakeld
parallel worden geschakeld
in een graetz-schakeling worden gezet
Signaleringssystemen zijn onder andere:
richtingaanwijzers en remlichten
grootlichtsignaal en mistlampen
achteruitrijlampen en dimlichten
Een groot voordeel van de toepassing van een relais is dat:
de spanningsverliezen lager uitvallen
de totale stroomsterkte lager is
er minder bedrading noodzakelijk is
Klemaanduiding 86 op een relais betekent:
ingang stuurstroom
uitgang hoofdstroom
ingang verbreekcontact
Klemaanduiding 85 op een relais betekent:
uitgang stuurstroom
ingang hoofdstroom
uitgang verbreekcontact
Klemaanduiding 88 op een relais betekent:
uitgang stuurstroom
ingang hoofdstroom
uitgang verbreekcontact
Klemaanduiding 88a op een relais betekent:
uitgang stuurstroom
uitgang hoofdstroom
ingang verbreekcontact
Op een onderdeel staan de klemaanduidingen 49, 49a en 31. Dit onderdeel is een:
knipperautomaat
richtingaanwijzerschakelaar
mistlichtschakelaar
Op een onderdeel staan de klemaanduidingen 49a, L en R. Dit onderdeel is een:
knipperautomaat
richtingaanwijzerschakelaar
mistlichtschakelaar
Het remlicht wordt aangegeven met de klemaanduiding:
54
58
56
De afgebeelde lamp is een:
H1-lamp
H2-lamp
H3-lamp
De afgebeelde lamp is een:
H1-lamp
H2-lamp
H3-lamp
De afgebeelde lamp is een:
H1-lamp
H2-lamp
H3-lamp
De afgebeelde lamp is een:
H4-lamp
H5-lamp
H7-lamp
De afgebeelde lamp is een:
H4-lamp
H5-lamp
H7-lamp
De temperatuur van de gloeidraad van een halogeenlamp bedraagt ongeveer:
2300 °Celsius
1300 °Celsius
3300 °Celsius
De gloeidraad van het dimlicht van een duplolamp bevindt zich:
voor het brandpunt van de reflector
in het brandpunt van de reflector
achter het brandpunt van de reflector
Het metalen kapje onder de gloeidraad van het dimlicht staat onder een hoek van:
15 °
5 °
25 °
Mistachterlicht(en) zijn verplicht voor auto's welke in gebruik zijn genomen na:
31 december 1995
01 januari 1990
31 juli 1993
Een auto is uitgevoerd met handmatige koplampverstelling. Voordat de koplampafstelling wordt gecontroleerd moet de koplampverstelling in de:
hoogste stand worden gezet
laagste stand worden gezet
middelste stand worden gezet
Op een 13-polige aanhangwagenstekker zitten:
2 constante massa-aansluitingen
2 constante plus-aansluitingen
2 constante plus en 2 constante massa-aansluitingen
Een voordeel van een halogeen-lamp is dat:
het verdampte wolfraam door afkoeling weer op de gloeidraad terugkeert
het opgenomen vermogen lager is dan van een "normale" duplolamp
de temperatuur van de gloeidraad lager blijft dan bij een normale duplolamp
Een gloeidraad van een lamp gedraagt zich als een:
PTC-weerstand
MDR-weerstand
VDR-weerstand
Wanneer de lichtsterkte op een LDR toeneemt zal de:
weerstand afnemen
spanning afnemen
stroomsterkte toenemen
De impulsgever in een knipperautomaat wordt een:
a-stabiele multivibrator genoemd
mono-stabiele multivibrator genoemd
bi-stabiele multivibrator genoemd
De verlichting van een auto is normaal gesproken als volgt geescheiden gezekerd:
link en rechts
voor en achter
digonaal
Het afgebeelde deel van een lampfitting is van een:
enkelpolige lamp met een vermogen van 21 Watt
duplolamp met een vermogen van 21 / 5 Watt
H1 halogeenlamp met een vermogen van 35 Watt
Het afgebeelde deel van een lampfitting is van een:
enkelpolige lamp met een vermogen van 21 Watt
duplolamp met een vermogen van 21 / 5 Watt
H1 halogeenlamp met een vermogen van 35 Watt
Het afgebeelde onderdeel is een:
reed-schakelaar
relais
niveau-schakelaar
Volgens onderstaande V4-meting is:
de lamp defect
de massa-verbinding onderbroken
de plus-verbinding onderbroken
De lichtopbrengst van een lamp wordt uitgedrukt in:
Lumen
Kelvin
Watt
Het lichtspectrum van een lamp wordt uitgedrukt in:
Lumen
Kelvin
Lux
Wanneer een xenon-lamp brandt kan de druk in de lamp oplopen tot:
30 bar
15 bar
45 bar
Een hoogte-sensor voor de koplampverstelling kan uitgevoerd zijn als een:
Hall- of inductieve sensor
MAP- of optische sensor
reed- of ultrasoon sensor
Normaal daglicht heeft een kleurtemperatuur van ongeveer:
7000 K
5000 K
3000 K
Afgebeeld is de inschakelstroom van een lamp. De inschakelstroom is gemeten over een meetweerstand van 0,1 ohm bij een klemspanning van 12,0 Volt. De lamp waaraan deze meting is verricht heeft een vermogen van:
10 Watt
5 Watt
21 Watt
Afgebeeld is de inschakelstroom van een lamp. De inschakelstroom is gemeten over een meetweerstand van 0,1 ohm bij een klemspanning van 12,0 Volt. Wanneer de lamp uit staat bedraagt de weerstand van de gloeidraad:
1,76 ohm
1,66 ohm
1,86 ohm
Afgebeeld is de inschakelstroom van een lamp. De inschakelstroom is gemeten over een meetweerstand van 0,1 ohm bij een klemspanning van 12,0 Volt. Wanneer de lamp brandt bedraagt de weerstand van de gloeidraad:
9,9 ohm
10,0 ohm
10,1 ohm
Afgebeeld is het stroomverloop van de stadsverlichting en de dimlichten van een auto. Het gemeten signaal is gemeten in de massadraad van de accu (R = 1,23 milli-ohm) waarvan de klemspanning 12,2 Volt bedraagt. Het totale vermogen van de ingeschakelde stadsverlichting bedraagt:
19,9 Watt
89,3 Watt
69,4 Watt
Afgebeeld is het stroomverloop van de stadsverlichting en de dimlichten van een auto. Het gemeten signaal is gemeten in de massadraad van de accu (R = 1,23 milli-ohm) waarvan de klemspanning 12,2 Volt bedraagt. Het totale vermogen van de ingeschakelde dimlichten bedraagt:
19,9 Watt
89,3 Watt
69,4 Watt
Afgebeeld is het stroomverloop van de stadsverlichting en de dimlichten van een auto. Het gemeten signaal is gemeten in de massadraad van de accu (R = 1,23 milli-ohm) waarvan de klemspanning 12,2 Volt bedraagt. Het dimlicht doer er zolang over voordat het op volle sterkte brandt:
220 milli-sec
130 milli-sec
35 milli-sec
De schakelaar welke zowel op de constante plus(30) als op de geschakelde plus(15) staat aangesloten is de:
gevarenlichtschakelaar
dim / grootlichtschakelaar
mistlichtschakelaar
Afgebeeld is een elektrische schakeling. De stroomsterkte door weerstand R4 bedraagt:
2 Ampère
4 Ampère
6 Ampère
Afgebeeld is een elektrische schakeling. De stroomsterkte door weerstand R5 bedraagt:
2 Ampère
4 Ampère
6 Ampère
Aansluiting 58R op de onderstaande aanhangwagenstekker dient voor het:
rechter achterlicht
rechter knipperlicht
rechter remlicht
Van een auto is het knipperlicht linksvoor defect. Dit probleem zal aan de chauffeur kenbaar worden gemaakt doordat:
de knipperfrequentie zal worden verhoogd
het controlelampje niet meer gaat branden
de totale stroomsterkte naar de lampen lager uitvalt
De halogeenlamp welke als duplolamp is uitgevoerd wordt aangegeven met:
H4
H3
H7
Een voordeel van een H7-lamp ten opzichte van een H4-lamp is:
dat de H7-lamp 30% meer lichtopbrengst heeft
dat de H7-lamp maar 2 aansluitingen heeft
dat de H7-lamp niet verkeerd gemonteerd kan worden
De achterverlichting van een auto is volledig uitgevoerd met LED´s. Het voordeel hiervan is dat bij een snelheid van 120 km per uur de afgelegde weg bij een noodstop met ongeveer:
3 meter kan worden verkort
2 meter kan worden verkort
1 meter kan worden verkort
Bij een auto wordt per ongeluk de 12 V lamp van het knipperlicht linksachter vervangen door een 24 V lamp. Het gevolg hiervan is dat:
deze lamp zeer zwak zal gaan knipperen
de zekering van de knipperlicht-installatie waarschijnlijk door zal branden
het knipperlicht aan de linkerzijde sneller zal gaan knipperen
Wanneer een aanhanwagen wordt aangesloten zal het mistachterlicht worden uitgeschakeld. De reden waarom dit wordt gedaan is:
om reflectie van het mistachterlicht in de aanhangwagen te voorkomen
om het stroomverbruik te beperken
om onveilige situaties te voorkomen voor het overige verkeer
De 2 mogelijke verstelrichtingen van een koplamp zijn:
verticaal en horizontaal
diepte en hoogte
brandpuntafstand en reflectordiepte
Een automatische verstelinrichting van een koplamp zal deze alleen kunnen verstellen in:
verticale richting
horizontale richting
dwars richting
De verlichting waarvan de afstelling gecontroleerd dient te worden is:
het dimlicht
de stadsverlichting
het grootlicht
Door een lamp 12 V / 55 W loopt een stroom van 4,2 Ampère bij een klemspanning van 12,7 Volt. Wanneer de spanning wordt verhoogd naar 14,0 Volt zal het vermogen van de lamp ongeveer:
65 Watt bedragen
59 Watt bedragen
62 Watt bedragen
Een klant komt met de klacht dat in korte tijd al voor de derde keer zijn lampen zijn vervangen. Om de oorzaak van dit probleem te achterhalen kan is het het verstandigste om allereerst:
de laadspanning van de dynamo te meten
te controleren of er waarschijnlijk een te zware zekering wordt gebruikt
een V4-meting aan de lampen uit te voeren
Een auto is uitgevoerd met een regelbare weerstand om de sterkte van de dashboardverlichting te regelen. De regelbare weerstand kan de sterkte van de dashboardverlichting regelen door de:
spanning op de lampen te laten variëren
stroomsterkte door de lampen te laten variëren
spanning op en de stroomsterkte door de lampen te variëren
Een nieuwe auto moet verplicht uitgevoerd zijn met automatische hoogteverstelling en koplampsproeirs wanneer deze uitgevoerd is met:
xenon-verlichting
H7-verliching
bifocus-verlichting
In het onderstaande schema zijn alle weerstanden aan elkaar gelijk. De stroomsterkte door de bovenste weerstand bedraagt 3 Ampère. De stroomsterkte welke door de accu wordt geleverd bedraagt:
9 Ampère
1 Ampère
4,5 Ampère
De impulsgever in een knipperautomaat heeft:
geen stabiele toestand
1 stabiele toestand
2 stabiele toestanden
Afgebeeld is een deel van een verlichtingsschema. Aansluiting 56 wordt voorgesteld door het cijfer:
1
2
3
Afgebeeld is een deel van een verlichtingsschema. De aansluiting voor het grootlicht wordt voorgesteld door het cijfer:
1
2
3
Afgebeeld is een deel van een verlichtingsschema. De aansluiting voor het dimlicht wordt voorgesteld door het cijfer:
1
2
3
In de onderstaande afbeelding wordt de regelbare weerstand voor de dashboardverlichting aangegeven met het cijfer:
1
2
3
Een auto is uitgevoerd met 1 controlelampje voor de knipperlichten. Wanneer het controlelampje brandt terrwijl de knipperlichten uit zijn moet het lampje aangesloten zijn op de aansluitingen:
49 en 49a
L en R
61 en 31
Een auto is uitgevoerd met 1 controlelampje voor de knipperlichten. Wanneer het controlelampje brandt terrwijl de knipperlichten branden moet het lampje aangesloten zijn op de aansluitingen:
49 en 49a
L en R
61 en 31
Om met een voltmeter een spanning te meten aan de verlichting dient deze als volgt gebruikt te worden:
meetstand DC, parallel gesschakeld meten
meetstand AC, serie geschakeld meten
meetstand Hz, parallel geschakeld
Om een juiste V4-meting te kunnen verrichten dient het circuit waarin de storing zich bevindt:
ingeschakeld te worden
spanningsvrij gemaakt te worden
beveiligd te worden met een korstluitzekering
De afgebeelde lamp kan toegepast worden als:
dimlicht
grootlicht
dimlicht en grootlicht
Van een LED is gegeven: - drempelspanning bedraagt 2,0 Volt - doorlaatstroom bedraagt 18 mA Om deze LED op een spanning van 12,0 Volt te kunnen laten werken dient een serieweerstand te worden toegepast van:
555,6 ohm
6666,7 ohm
111,1 ohm
Een moderne lichtschakelaar heeft nog maar zeer dunne aansluitdraden. De reden hiervan is dat:
de lichtschakelaar alleen nog maar spanningen hoeft door te geven
moderne bedrading een veel lagere inwendige weerstand heeft
de stroom door de lichtschakelaar lager geworden is door xenon en led´s
Verantwoording
Techniek wordt niet door het onderwijs uitgevonden. Wanneer docenten in de motorvoertuigentechniek lesstof samenstellen dan
bestaat dat vaak aan het aan elkaar schrijven, technisch selecteren en herschrijven van diverse publicaties. Slechts in
beperkte mate draagt eigen onderzoek bij aan de inhoud. Waar bekend wordt de bron vermeld, maar een aantal onderwerpen / afbeeldingen
komen uit teksten waarvan de oorsprong moeilijk meer te achterhalen is. Mocht u desalniettemin zaken tegen komen waaraan u denkt
rechten te kunnen ontlenen dan verzoeken wij u contact op te nemen met de
projectcoördinator
/ webmaster.
Wij zullen deze onderwerpen dan zo snel mogelijk aanpassen.
Wij hopen echter dat u de Timloto-initiatieven van open
en gratis lesmateriaal wilt blijven ondersteunen.