LEES DEZE INSTRUCTIES EERST GOED DOOR VOORDAT JE BEGINT:
- lees de gestelde vraag en alle antwoorden aandachtig door en klik daarna op het vraagteken bij het meest juiste antwoord - indien fout beantwoord dien je alsnog een tweede antwoord te geven om te controleren wat dan wel het juiste antwoord is - de toets is beëindigd wanneer de tekst "Je bent klaar met deze toets." verschijnt - scroll hierna naar de bovenzijde van het scherm waar "Aantal goed beantwoorde vragen..." staat vermeld (druk eventueel op functieknop "F5" om daarna een nieuwe toets te maken)
In een bobine wordt een hoogspanning opgewekt op het moment dat de:
primaire stroom wordt uitgeschakelt en daardoor het magnetisch veld wegvalt
secundaire stroom inschakelt en daardoor het magnetisch veld wordt opgebouwd
primaire spanning wordt ingeschakeld en door de wikkelverhouding er een secundaire spanning wordt opgewekt
De wikkelverhouding van een bobine bedraagt ongeveer:
100
1000
10000
De primaire spoel van een bobine is opgebouwd uit:
weinig wikkelingen van dik koperdraad
veel wikkelingen van dun koperdraad
weinig wikkelingen van dun koperdraad
De secundaire spoel van een bobine is opgebouwd uit:
weinig wikkelingen van dik koperdraad
veel wikkelingen van dun koperdraad
weinig wikkelingen van dun koperdraad
De primaire spoel van een moderne bobine heeft een weerstand van ongeveer:
0,5 ohm
5,0 ohm
15 k-ohm
De secundaire spoel van een moderne bobine heeft een weerstand van ongeveer:
0,5 ohm
5,0 ohm
15 k-ohm
In de secundaire spoel onstaat een inductiespanning als gevolg van de inductiespanning in de primaire spoel. Dit noemen we:
wederkerige inductie
spaarschakeling
capacitieve inductie
Twee voordelen van een contacttijd-regeling zijn:
- minder warmte-ontwikkeling bij een laag motortoerental - meer vermogen bij een hoog motortoerental
- meer vermogen bij een laag motortoerental - minder warmte-ontwikkeling bij een hoog motortoerental
- minder warmte-ontwikkeling bij een laag motortoerental - minder warmte-ontwikkeling bij een hoog motortoerental
Er wordt een zelfinductiespanning in een bobine opgewekt op het moment dat:
de primaire stroom wordt ingeschakeld of onderbroken
de primaire stroom wordt onderbroken
de primare stroom wordt ingeschakeld
Van een bobine is het volgende gegeven: - primaire klemspanning Uk = 13,2 Volt - primaire stroomsterkte I = 6,5 Ampère - secundaire spanning = 15 kV In de secundaire spoel zal nu een maximale stroomsterkte ontstaan van:
5,72 mA
13,54 mA
0,43 mA
Bij een hoger motortoerental is meer voorontsteking nodig, omdat:
de krukas gedurende de verbrandingstijd meer graden verdraait
er nu meer tijd nodig is om het mengsel volledig te verbranden
er voorkomen moet worden dat er een ongecontroleerde verbranding (pingelen) plaats gaat vinden
Bij een lagere motorbelasting is meer voorontsteking nodig, omdat:
de krukas gedurende de verbrandingstijd meer graden verdraait
er nu meer tijd nodig is om het mengsel volledig te verbranden
er voorkomen moet worden dat er een ongecontroleerde verbranding (pingelen) plaats gaat vinden
Een motor draait met een toerental van 900 omw/min. De verbrandingsduur van het mengsel is 0,002 sec. Het mengsel moet 4° na het BDP volledig verbrand zijn. Hoeveel voorontsteking moet deze motor op dit moment hebben?
6,8° voor het BDP
21,2° voor het BDP
10,8° voor het BDP
Een motor draait met een toerental van 3600 omw/min. De verbrandingsduur van het mengsel is 0,002 sec. Het mengsel moet 22° na het BDP volledig verbrand zijn. Hoeveel voorontsteking moet deze motor op dit moment hebben?
6,8° voor het BDP
21,2° voor het BDP
43,2° voor het BDP
Vanaf de signaal-aansluiting van een Hall-IC onstaat tijdens het draaien van de motor:
een blokspanning variërend tussen 0 en 12 Volt
een analoge spanning variërend tussen 0,5 en 5,0 Volt
een sinusvormige wisselspanning variërend tussen 0 en 20 Volt
Vanaf de signaal-aansluiting van een inductieve krukaspositie-sensor onstaat tijdens het draaien van de motor:
een blokspanning variërend tussen 0 en 12 Volt
een analoge spanning variërend tussen 0,5 en 5,0 Volt
een sinusvormige wisselspanning variërend tussen -20 en 20 Volt
Een 'koude' bougie dient gemonteerd worden in een:
luchtgekoelde motor
vloeistofgekoelde motor
licht belaste viertakt motor
Een 'warme' bougie dient gemonteerd worden in een::
luchtgekoelde motor
vloeistofgekoelde motor
licht belaste viertakt motor
Er is een hogere spanning nodig om een vonk aan de bougie-elektroden te doen overspringen wanneer:
de bougie-elektroden een lage temperatuur hebben
de polariteit van de centrale elektrode negatief is ten opzichte van de massa-elektrode
de druk in de cilinder laag is
Er is een lagere spanning nodig om een vonk aan de bougie-elektroden te doen overspringen wanneer:
de bougie-elektroden een lage temperatuur hebben
de polariteit van de centrale elektrode negatief is ten opzichte van de massa-elektrode
de elektrodenafstand van de bougie groot is
De mogelijke gevolgen van een te laat afgesteld ontstekingstijdstip zijn:
te laag motorvermogen en een te hoog oplopende motortemperatuur
pingelen van de motor en een te lage compressie-einddruk
grote lagerbelasting en een te hoge compressie-einddruk
Bij het overspringen van een vonk tussen de bougie-elektroden is de polariteit van de centrale elektrode ten opzichte van de massa-elektrode:
negatief
positief
niet te bepalen
De kans op zelfontbranding is het grootst wanneer:
er een verkeerd type bougie is gemonteerd
het ontstekingstijdstip te laat staat
het benzine-lucht-mengsel te rijk is
Een motormanagement-systeem kan een "misfire" constateren door het meten van de:
versnellingstijd van de krukas
lucht / brandstofverhouding van het mengsel
temperatuur in de cilinder
Een pingelsensor wekt een spanning als gevolg van:
een trilling
een druk
een temperatuur
Een sensor welke toegepast kan worden bij een ontstekingssysteem is uitgerust met een permanente magneet. Deze sensor kan zijn:
- inductieve sensor of een - Hall-sensor
- optische sensor of een - pingelsensor
- MAP-sensor of een - nokkenaspositie-sensor
Het signaal dat opgewekt wordt door een inductieve toerentalsensor is een:
sinus-vormig signaal
blok-vormig signaal
puls-vormig gelijkspanningssignaal
Het signaal dat opgewekt wordt door een Hall-sensor is een:
sinus-vormig signaal
blok-vormig signaal
puls-vormig gelijkspanningssignaal
Op het moment dat de primaire stroom inschakelt bedraagt de maximale inductiespanning in de primaire spoel ongeveer:
14,4 Volt
300,0 Volt
30.000 Volt
Op het moment dat de primaire stroom uitschakelt bedraagt de maximale inductiespanning in de primaire spoel ongeveer:
14,4 Volt
300,0 Volt
30.000 Volt
Op het moment dat de primaire stroom uitschakelt bedraagt de maximale inductiespanning in de secundaire spoel ongeveer:
14,4 Volt
300,0 Volt
30.000 Volt
Afgebeeld is een scoopbeeld van een ontstekingsinstallatie. Dit beeld stelt voor:
het primaire signaal
het secundaire signaal
niet te bepalen uit dit scoopbeeld
Om het primaire ontstekingssignaal te kunnen meten dient de oscilloscoop aangesloten te worden op de aansluiting:
1
4
15
Afgebeeld is een scoopbeeld van een ontstekingsinstallatie. Het ontstekingstijdstip wordt aangegeven met het cijfer:
1
2
4
Afgebeeld is een scoopbeeld van een ontstekingsinstallatie. Het ontstekingstijdstip wordt aangegeven met het cijfer:
1
2
4
Afgebeeld is een scoopbeeld van een ontstekingsinstallatie. De vobnktijd wordt aangegeven met het cijfer:
6
7
8
Afgebeeld is een scoopbeeld van een ontstekingsinstallatie van een 4-cilinder 4-slag lijnmotor.. Bij een krukastoerental van 2000 omw / min bedraagt tijd A en B bij elkaar:
0,015 sec
0,008 sec
0,0067 sec
Afgebeeld is een scoopbeeld van een ontstekingsinstallatie van een 6-cilinder 4-slag lijnmotor.. Bij een krukastoerental van 2500 omw / min bedraagt tijd A en B bij elkaar:
0,015 sec
0,008 sec
0,0067 sec
Afgebeeld is een scoopbeeld van een ontstekingsinstallatie van een 6-cilinder 4-slag lijnmotor.. Bij een krukastoerental van 3000 omw / min bedraagt tijd A en B bij elkaar:
0,015 sec
0,0067 sec
0,008 sec
Onderstaande stroomverdeler is uitgevoerd met een:
Hall-sensor
inductieve sensor
optische sensor
Onderstaande stroomverdeler is uitgevoerd met een:
Hall-sensor
inductieve sensor
optische sensor
Onderstaande stroomverdeler is uitgevoerd met een:
Hall-sensor
inductieve sensor
optische sensor
De draairichting van de verdeleras, van boven gezien, in onderstaande stroomverdeler is:
rechtsom
linksom
niet te bepalen uit de afbeelding
Afgebeeld zijn 3 bougies. De bougie met de hoogste warmtegraad is aangegeven met het cijfer:
1
2
3
Afgebeeld zijn 3 bougies. De bougie met de laagste warmtegraad is aangegeven met het cijfer:
1
2
3
Een bougie heeft een bedrijfstemperatuur van ongeveer:
400° Celsius
800° Celsius
1200° Celsius
In onderstaande afbeelding is een scoopbeeld afgebeeld waarvoor geldt: - A = primaire stroomsterkte (gemeten via een meetweerstand van 0,1 ohm) - B = secundaire spanning - accuspanning bedraagt 12,5 Volt
De wikkelverhouding van deze bobine bedraagt:
112
88
185
In onderstaande afbeelding is een scoopbeeld afgebeeld waarvoor geldt: - A = primaire stroomsterkte (gemeten via een meetweerstand van 0,1 ohm) - B = secundaire spanning - accuspanning bedraagt 12,5 Volt
De weerstand van de primaire spoel bedraagt:
3,28 ohm
3,18 ohm
3,38 ohm
Onderstaand scoopbeeld is gemeten aan een bobine met een primaire weerstand van 1,6 ohm. De primaire stroomsterkte wordt begrenst op:
3,13 Ampère
1,56 Ampère
7,46 Ampère
Onderstaand scoopbeeld is gemeten aan een bobine met een primaire weerstand van 0,67 ohm. De primaire stroomsterkte wordt begrenst op:
3,13 Ampère
1,56 Ampère
7,46 Ampère
Een 4-cilinder 4-takt lijnmotor heeft een vonkinterval van:
90°
180°
60°
Een 6-cilinder 4-takt lijnmotor heeft een vonkinterval van:
90°
180°
60°
Wanneer een bougie een te hoge temperatuur bereikt bestaat de kans dat:
de motor gaat detoneren
de bougie sterk vervuild raakt
het aantal misfires toe zal nemen
Wanneer een bougie een te lage temperatuur behoud bestaat de kans dat:
de motor gaat detoneren
de bougie sterk vervuild raakt
het aantal misfires toe zal nemen
Uit een meting met een motortester blijkt de ionisatiespanning van cilinder 3 veel lager te zijn dan van de overige cilinders. De meest voor de hand liggende oorzaak zal zijn:
elektrodenafstand bougie van cilinder 3 is te klein
te grote weerstand in de bougiekabel van cilinder 3
ontstoringsweerstand in deze bougie is doorgebrand
Een 4-cilinder 4-takt motor is uitgevoerd met een DIS-ontsteking met 2 bobines. Deze motor loopt door een defect op 3 cilinders. Een mogelijke oorzaak van dit probleem zou kunnen zijn:
één bougiekabel maakt kortsluiting met de massa
er is een bougie of bougiekabel onderbroken
één bobine wordt niet aangestuurd
Een stroomverdeler heeft door slijtage een afwijking van 2 graden gekregen. De afwijking van het werkelijke ontstekingstijdstip bedraagt nu:
4 graden
2 graden
1 graad
Wanneer het contact aan staat bij stilstaande motor zal de primaire stroom worden uitgeschakeld. Dit wordt:
ruststroomafschakeling genoemd
primaire stroombegrenzing genoemd
contacthoeksturing genoemd
De regeleenheid zal er voor zorgen dat bij een lage installatie-spanning de:
primaire stroomsterkte eerder wordt ingeschakeld
primaire stroomsterkte sterk wordt vergroot
primaire stroomsterkte langer ingeschakeld blijft
Afgebeeld is een kenveld van een ontsteking. De twee basisgegevens welke nodig zijn om een waarde uit het kenveld op te kunnen halen zijn:
de motorbelasting en het motortoerental
de gasklepstand en de pingelsensor
het referentiepunt van de motor en de installatie-spanning
Afgebeeld is een deel van een inductieve stroomverdeler. In de getekende stand zal:
de secundaire hoogspanning worden opgewekt
de primaire stroomsterkte worden ingeschakeld
de opgewekte wisselspanning in de spoelen maximaal negatief zijn
Afgebeeld is een deel van een Hall-sensor in een stroomverdeler. De aansluiting welke het signaal doorgeeft aan het regelapparaat is aangegeven met het cijfer:
1
2
3
Afgebeeld is een deel van een Hall-sensor in een stroomverdeler. De aansluiting welke de massa verzorgt voor de Hall-sensor is aangegeven met het cijfer:
1
2
3
Van een ontstekingsinstallatie is gegeven: - de bobine heeft een wikkelverhouding van 100; - de installatiespanning bedraagt bij lopende motor 14,0 Volt;
Wanneer de primaire stroom wordt ingeschakeld zal de secundaire inductiespanning ongeveer:
1400 Volt bedragen
14000 Volt bedragen
14,0 Volt bedragen
In sommige bobines bevindt zich een diode welke in serie staat geschakeld met de bougie. Deze diode is noodzakelijk om te voorkomen dat:
de bougie kan gaan vonken tijdens het inschakelen van de primaire stroom
de secundaire spanning door kan slaan naar de primaire wikkeling
de elektronenstroomrichting door de bougie tegengesteld gaat lopen
De zelfreinigingstemperatuur van een bougie ligt tussen de:
770 en 1070 Kelvin
470 en 770 Kelvin
1070 en 1470 Kelvin
De maximale primaire stroomsterkte wordt bepaald door de klemspanning en de:
weerstand van het primaire circuit
zelfinductiecoëfficiënt van de bobine
capaciteit van de primaire spoel van de bobine
Een 4-cilinder 4-takt lijnmotor is uitgevoerd met een DIS-ontsteking met 2 bobines. De bougie-aansluitingen welke op deze bobines zitten aangesloten zijn:
1e bobine = bougies van cilinder 1 en 4 2e bobine = bougies van cilinder 2 en 3
1e bobine = bougies van cilinder 1 en 2 2e bobine = bougies van cilinder 3 en 4
1e bobine = bougies van cilinder 1 en 3 2e bobine = bougies van cilinder 2 en 4
Een motor is uitgevoerd met een pingelsensor. Wanneer de pingelgrens nog niet is bereikt zal het ontstekingstijdstip:
met grote stappen worden verlaat
met grote stappen worden vervroegd
met kleine stapjes worden vervroegd
Een motor is uitgevoerd met een pingelsensor. Wanneer de pingelgrens is bereikt zal het ontstekingstijdstip in eerste instantie:
met grote stappen worden verlaat
met grote stappen worden vervroegd
met kleine stapjes worden vervroegd
In een spoel wordt een zelfinductiespanning opgewekt op het moment dat:
de stroom wordt in- of uitgeschakeld
de stroom wordt ingeschakeld
de stroom wordt uitgeschakeld
Het onderstaande scoopbeeld is gemeten aan een 4-cilinder 4-takt lijnmotor. Het motortoerental van deze motor bedraagt ongeveer:
2000 omw / min
3000 omw / min
4000 omw / min
Van een bobine van een stroomverdeler is gegeven: - Rprimair = 2,5 ohm - Rsecundair = 8,5 k-ohm
Met een ohm-meter wordt de weerstand gemeten tussen aansluiting 1 en 15. De ohm-meter zal in het display een waarde aan moeten geven van:
2,5 ohm
8500 ohm
8502,5 ohm
Van een bobine van een stroomverdeler is gegeven: - Rprimair = 2,5 ohm - Rsecundair = 8,5 k-ohm
Met een ohm-meter wordt de weerstand gemeten tussen aansluiting 1 en 4. De ohm-meter zal in het display een waarde aan moeten geven van:
2,5 ohm
8500 ohm
8502,5 ohm
Van een DIS-bobine voor 2 cilinders is gegeven: - Rprimair = 2,5 ohm - Rsecundair = 8,5 k-ohm
Met een ohm-meter wordt de weerstand gemeten tussen aansluiting 15 en 4a. De ohm-meter zal in het display een waarde aan moeten geven van:
2,5 ohm
8500 ohm
OL
Aan een stroomverdeler zit een stekker met 2 aansluitingen. Deze stroomverdeler is uitgevoerd met een:
inductieve sensor
Hall-sensor
optische sensor
Aan een stroomverdeler zit een stekker met 3 aansluitingen. Deze stroomverdeler is uitgevoerd met een:
inductieve of Hall-sensor
Hall- of optische sensor
optische of inductieve sensor
Afgebeeld is het stroomverloop door een primaire spoel. (gemeten met een meetweerstand van 0,1 ohm) De opgewekte inductiespanning is maximaal op het tijdstip:
0 tau
5 tau
1 tau
Afgebeeld is het stroomverloop door een primaire spoel. (gemeten met een meetweerstand van 0,1 ohm) De opgewekte inductiespanning is minimaal op het tijdstip:
0 tau
5 tau
1 tau
Onderstaand scoopbeeld is gemeten aan een stroomverdeler welke uitgevoerd is met een:
optische sensor
Hall-sensor
inductieve sensor
Van een ontstekingsinstallatie is gegeven: - accu-spanning is 12,0 Volt; - contact staat aan; - ruststroomafschakeling is actief
Met een voltmeter kan de accu-spanning van 12,0 Volt gemeten worden op:
alleen aansluiting 15
aansluiting 15, 1 en 4
aansluiting 15 en 4
Van een ontstekingsinstallatie is gegeven: - accu-spanning is 12,0 Volt; - contact staat aan; - ruststroomafschakeling is NIET actief
Met een voltmeter kan de accu-spanning van 12,0 Volt gemeten worden op:
alleen aansluiting 15
aansluiting 15, 1 en 4
aansluiting 15 en 4
Afgebeeld is een deel van een Hall-sensor in een stroomverdeler. De sensor wordt getest met een losse voeding en een multimeter. Om de sensor op de juiste wijze te kunnen testen dient een "pull-up weerstand" aangebracht te worden tussen de aansluitingen:
1 en 2
2 en 3
1 en 3
Een 4-cilinder 4-takt motor is uitgevoerd met 2 DIS-bobines. Door een montage-fout worden de bougiekabels van cilinder 1 en 4 verwisseld. Het gevolg hiervan is dat de motor:
normaal blijft werken
op 2 cilinders gaat lopen
op 3 cilinders gaat lopen
Afgebeeld is het werkingsprincipe van een Hall-plaatje. De genummerde aansluitingen stellen voor:
Tijdens de arbeidsslag vindt in cilinder 4 een goede verbranding plaats. De regeleenheid zal dit constateren doordat de krukaspositie-sensor een:
hogere amplitude en een hogere frequentie door zal geven
lagere amplitude en een lagere frequentie door zal geven
lagere amplitude en een hogere frequentie door zal geven
Tijdens de arbeidsslag vindt in cilinder 2 geen verbranding plaats. De regeleenheid zal dit constateren doordat de krukaspositie-sensor een:
hogere amplitude en een hogere frequentie door zal geven
lagere amplitude en een lagere frequentie door zal geven
lagere amplitude en een hogere frequentie door zal geven
Wanneer er een misfire plaats vindt zal dit worden geconstateerd door de:
krukaspositie-sensor
luchtmassa-meter
nokkenaspositie-sensor
In de onderstaande afbeelding is het drukverloop in de cilinder afgebeeld in 3 situaties. De situatie waarbij het ontstekingstijdstip te vroeg staat afgesteld wordt voorgesteld door lijn:
1
2
3
In de onderstaande afbeelding is het drukverloop in de cilinder afgebeeld in 3 situaties. De situatie waarbij het ontstekingstijdstip te laat staat afgesteld wordt voorgesteld door lijn:
1
2
3
In de onderstaande afbeelding is het drukverloop in de cilinder afgebeeld in 3 situaties. De situatie waarbij het ontstekingstijdstip juist staat afgesteld wordt voorgesteld door lijn:
1
2
3
Afgebeeld is een schema van een elektronisch ontstekingssysteem. De functie van R1 in combinatie met Z1 is:
om de spanning te stabiliseren voor de elektronische schakeling in de schakelunit
om de inductiespanningen op te vangen welke van de bobine komen
om de schakelunit te beveiligen tegen verkeerd aansluiten
Afgebeeld is een schema van een elektronisch ontstekingssysteem. De functie van D1 in de schakelunit is:
ervoor zorgen dat T1 wordt ingeschakeld op het moment dat de spanning van de inductieve sensor 0 Volt bedraagt
om de wisselspanning van de inductieve sensor gelijk te richten
om de stroom vanaf R3 en door de inductieve sensor af te voeren naar massa
Afgebeeld is een schema van een elektronisch ontstekingssysteem. De functie van Z2 in de schakelunit is:
uitschakeltijd van de primaire stroom vertragen
secundaire stroom geleiden tijdens het vonken van de bougie
zorgen dat T2 sneller uitschakelt waardoor de secundaire spanning hoger wordt
Afgebeeld is een schema van een elektronisch ontstekingssysteem. In de secundaire spoel zal een hoogspanning worden opgwekt op het moment dat:
T2 spert en T1 in geleiding komt
T2 in geleiding komt en T1spert
zowel T2 als T1 gaan sperren
Afgebeeld is een gedeeltelijk schema van een DIS-bobine. De overige cilinders dienen aangesloten te worden op de volgende aansluitingen:
A = cilinder 2, B = cilinder 1 C = cilinder 4
A = cilinder 4, B = cilinder 1 C = cilinder 2
A = cilinder 1, B = cilinder 3 C = cilinder 4
Afgebeeld is een gedeeltelijk schema van een DIS-bobine. De overige cilinders dienen aangesloten te worden op de volgende aansluitingen:
A = cilinder 4, B = cilinder 1 C = cilinder 3
A = cilinder 1, B = cilinder 2 C = cilinder 3
A = cilinder 2, B = cilinder 3 C = cilinder 4
In een modern ontstekingssysteem is de functie van de contactpunten overgenomen door:
een transistor
de krukaspositie-sensor
de motormanagement-computer
Op een NGK-bougie staat de volgende codering " PTR 5 D-10 ". De letter " R " in de codering heeft als betekenis:
dat deze bougie uitgevoerd is met een inwendige ontstoringsweerstand
dat deze bougie alleen gebruikt mag worden in combinatie met een DIS-bobine
dat de weerstand van deze bougie zeer laag is doordat de centrale ektrode een koperen kern heeft
De elektronenstroom tijdens het vonken van een bougie:
springt over van de massa-elektrode naar de centrale elektrode
springt het makkelijkst over van een hete elektrode naar een koude elektrode
stroomt altijd van de plus naar de min
Drie regelingen welke voor kunnen komen bij een elektronisch ontstekingssysteem zijn:
Nadat bij een auto de bobine is vervangen gaat korte tijd later het onstekingsmodule kapot. Een mogelijke oorzaak zou kunnen zijn:
de primaire spoel van de nieuwe bobine is te laag
aansluiting 4 en 15 op de bobine is per ongeluk verkeerd aangesloten
de wikkelverhouding van de nieuwe bobine is ts groot
Verantwoording
Techniek wordt niet door het onderwijs uitgevonden. Wanneer docenten in de motorvoertuigentechniek lesstof samenstellen dan
bestaat dat vaak aan het aan elkaar schrijven, technisch selecteren en herschrijven van diverse publicaties. Slechts in
beperkte mate draagt eigen onderzoek bij aan de inhoud. Waar bekend wordt de bron vermeld, maar een aantal onderwerpen / afbeeldingen
komen uit teksten waarvan de oorsprong moeilijk meer te achterhalen is. Mocht u desalniettemin zaken tegen komen waaraan u denkt
rechten te kunnen ontlenen dan verzoeken wij u contact op te nemen met de
projectcoördinator
/ webmaster.
Wij zullen deze onderwerpen dan zo snel mogelijk aanpassen.
Wij hopen echter dat u de Timloto-initiatieven van open
en gratis lesmateriaal wilt blijven ondersteunen.