LEES DEZE INSTRUCTIES EERST GOED DOOR VOORDAT JE BEGINT:
- lees de gestelde vraag en alle antwoorden aandachtig door en klik daarna op het vraagteken bij het meest juiste antwoord - indien fout beantwoord dien je alsnog een tweede antwoord te geven om te controleren wat dan wel het juiste antwoord is - de toets is beëindigd wanneer de tekst "Je bent klaar met deze toets." verschijnt - scroll hierna naar de bovenzijde van het scherm waar "Aantal goed beantwoorde vragen..." staat vermeld (druk eventueel op functieknop "F5" om daarna een nieuwe toets te maken)
De reden waarom men in een dynamo elektromagneten toepast en geen permanente magneten is:
de afgegeven dynamospanning is nu te begenzen
het magnetisch veld van de rotor zal nu niet ontregeld worden
elektromagneten nemen minder ruimte in dan permanente magneten
De rotor van een wisselstroomdynamo heeft een weerstand van ongeveer:
3,0 ohm
0,1 ohm
1,0 ohm
Voor een wisselstroomdynamo is één van de volgende beweringen juist:
de velddioden verbinden de statorspoelen met de regelaar
de statorspoelen zijn altijd in driehoek geschakeld
een statorspoel heeft een hogere weerstand dan de rotorspoel
De magneetpolen van de rotor zijn afgeschuind. Dit heeft men gedaan om:
de opgewekte spanning gelijkmatiger te maken
een compacte bouwwijze te verkrijgen
een hoger maximum toerental mogelijk te maken
De weerstand van een statorspoel is ongeveer:
0,1 ohm
3,0 ohm
1,0 ohm
De spanningsregelaar van een dynamo is ondergebracht in het:
veldcircuit en beschermt de verbruikers
veldcircuit en beveiligt de dynamo
laadcircuit en beschermt de verbruikers
Een driefasen dynamo met zes poolparen draait met een toerental van 6000 omw/min. De frequentie van de opgewekte wisselspanning in één statorspoel bedraagt:
600 Hertz
1800 Hertz
3600 Hertz
Bij een wisselstroomdynamo is één van onderstaande beweringen juist:
de veldstroom wordt via de koolborstels en de sleepringen naar de rotorspoel gevoerd
wanneer de draairichting van de rotor wordt gewijzigd zal de accu ontladen worden
de wikkeling waaruit de laadstroom komt, is een deel van de rotor
Afgebeeld is een spanningsdeler van een elektronische spanningsregelaar. De weerstanden R1 en R2 verhouden zich als 2 : 1. Tussen de weerstanden wordt op punt P een spanning gemeten van 4,8 V. De spanning op de D+ aansluiting is dan:
14,4 Volt
13,5 Volt
8,8 Volt
Een dynamo levert een vermogen van 720 watt. Het rendement van deze dynamo is 75%. Het toegevoerde vermogen is dan:
960 Watt
864 Watt
1076 watt
Gegeven is een wisselspanning. Het aantal perioden tussen de 2 rode lijnen bedraagt:
3
1,5
6
Op een wisselstroomdynamo staat max stroomsterkte 50 A bij 14V. De dynamo kan niet meer dan 50 A leveren omdat:
de magnetische velden van de rotor en de stator elkaar bij 50 A teveel tegenwerken
de rotorstroom dan wordt onderbroken
de spanningsregelaar de stroom begrenst
In een dynamo wordt vanaf de multiriem naar de verbruikers:
mechanische energie omgezet in elektrische energie
magnetische energie omgezet in elektrische energie
elektrische energie omgezet in magnetische energie
Het doel van velddiodes in een dynamo is onder andere de:
rotorstroom door laten
laadstroom door te laten
rotorstroom te begrenzen
De diodes welke zowel de laadstroom als de veldstroom door laten zijn de:
veld-diodes
min-diodes
plus-diodes
In de onderstaande afbeelding zijn de genummerde aansluitingen:
1 = B+, 2 = D+, 3 = D-
1 = D+, 2 = B+, 3 = D-
1 = B+, 2 = Df, 3 = D-
De wisselspanning van een dynamo moet gelijkgericht worden omdat:
een accu alleen maar geladen kan worden met een gelijkspanning
de verlichting van een auto alleen maar kan werken op een gelijkspanning
de stroomsterkte door de verbruikers anders te hoog op zou kunnen lopen
In de afbeelding wordt de rotor gecontroleerd op:
massa-sluiting
koper-sluiting
onderbroken wikkeling
In de afbeelding wordt de rotor afgekeurd indien de meter:
OL aangeeft
3,0 Ohm aangeeft
2,0 M-Ohm aangeeft
De onderstaande afbeelding stelt een stator voor:
geschakeld als sterschakeling
geschakeld als driehoekschakeling
geschakeld zonder sterpunt
De statorkern bestaat uit een pakket van gelamelleerde weekijzeren plaatjes omdat:
de wervelstromen en de warmte-ontwikkeling hierdoor worden beperkt
het magnetisch veld hierdoor beter wordt doorgegeven
de weerstand van de stator hierdoor lager wordt waardoor er minder spanningsverlies optreedt
De spanningsregelaar begrenst de laadspanning van de dynamo door:
de rotorstroom te regelen
de statorstroom te regelen
de kortsluitstroom te regelen
In de onderstaande afbeelding stellen de diodes voor:
1 = min-diode, 2 = plus-diode, 3 = velddiode
1 = velddiode, 2 = plus-diode, 3 = min-diode
1 = plus-diode, 2 = velddiode, 3 = min-diode
Een losse spanningsregelaar wordt gecontroleerd met een regelbare voeding en een lamp. De regelbare voeding dient aangesloten te worden op de aansluitingen:
+ voeding = D+, - voeding = D-
+ voeding = Df, - voeding = D-
+ voeding = B+, - voeding = D-
Een losse diode wordt op juiste wijze op doorlaatrichting gecontroleerd in de schakeling:
1
2
3
Wanneer het dynamotoerental stijgt bij een gelijkblijvend aantal verbruikers zal de gemiddelde rotorstroom:
af nemen
toe nemen
gelijk blijven
De rimpelspanning van de dynamo mag een maximale amplitude hebben van:
500 mV
50 mV
5 mV
Bij stilstaande motor wordt het contact aangezet en de dynamocontrolelamp brandt. De spanning op aansluiting D+ van de dynamo bedraagt nu ongeveer:
1,5 Volt
11,5 Volt
0,0 Volt
Een rotor moet volgens de fabrieksgegevens een weerstand hebben van 3,2 ohm. Wanneer de rotor wordt doorgemeten blijkt de weerstand 2,0 ohm te zijn. De rotor moet afgekeurd worden omdat deze:
kopersluting heeft
massa-sluiting heeft
een onderbroken spoel heeft
Een rotor moet volgens de fabrieksgegevens een weerstand hebben van 3,2 ohm. Wanneer de rotor wordt doorgemeten blijkt de ohm-meter "OL" aan te geven. De rotor moet afgekeurd worden omdat deze:
kopersluting heeft
massa-sluiting heeft
een onderbroken spoel heeft
BIj een volledig geladen accu heeft het elektrolyt een dichtheid van:
1,28 kg / dm3
1,14 kg / dm3
1,00 kg / dm3
BIj een volledig ontladen accu heeft het elektrolyt een dichtheid van:
1,28 kg / dm3
1,14 kg / dm3
1,00 kg / dm3
Het elektrolyt in een accu bestaat uit een mengsel van:
zwavelzuur en gedemineraliseerd water
zoutzuur en leidingwater
salpeterzuur en ontkalkt water
Wanneer een accu wordt ontladen zal de zuurdichtheid van het elektrolyt:
afnemen
toenemen
gelijk blijven
Wanneer een accu wordt geladen zal de zuurdichtheid van het elektrolyt:
afnemen
toenemen
gelijk blijven
Een accu heeft een bronspanning Uo van 12,10 Volt. De inwendige weerstand Ri van deze accu bedraagt 0,012 ohm. De accu wordt ontladen met een stroomsterkte van 50 Ampère. De klemspanning Uk van de accu bedraagt nu:
11.50 Volt
12,70 Volt
11,80 Volt
Wanneer bij een accu het niveau van het elektrolyt te laag is moet dit worden bijgevuld met:
gedemineraliseerd water
zwavelzuur
elektrolyt
Wanneer een accu normaal wordt geladen bedraagt de laadstroom:
5 tot 10% van de capaciteit
30 tot 50% van de capaciteit
ongeveer 0,1% van de capaciteit
Wanneer een accu met een snellader wordt geladen bedraagt de laadstroom:
tussen de 5 en 10% van de capaciteit
tussen de 30 en 50% van de capaciteit
ongeveer 0,1% van de capaciteit
Twee accu's van 12 Volt met een capaciteit van 44 Ah worden met elkaar in serie geschakeld. De totale spanning zal nu:
24 Volt bedragen en de capaciteit bedraagt dan 88 Ah
12 Volt bedragen en de capaciteit bedraagt dan 44 Ah
24 Volt bedragen en de capaciteit bedraagt dan 44 Ah.
In de dynamo wordt de wisselspanning opgewekt in:
de stator
de rotor
het anker
In een dynamo wordt een spanning opgewekt doordat:
een draaiend magnetisch veld zich in een stilstaande spoel bevindt
een draaiende spoel zich in een stilstaand magnetisch veld bevindt
zowel de spoel als het magnetisch veld zich ten opzichte van elkaar bewegen
De sleepringen met koolborstels binnen de dynamo dienen ervoor om de:
veldstroom door te laten
laadstroom door te laten
wervelstromen door te laten
Een rotor is altijd uitgevoerd als elektromagneet omdat:
de laadspanning van de dynamo begrenst moet kunnen worden
de laadstroom van de dynamo begrenst moet kunnen worden
er een wisselspanning opgewekt moet worden in de dynamo
De stator in een dynamo is opgebouwd uit:
3 fasen welke elektrisch 120° ten opzichte van elkaar liggen verschoven
2 fasen welke elektrisch 180° ten opzichte van elkaar liggen verschoven
4 fasen welke elektrisch 90° ten opzichte van elkaar liggen verschoven
Het dynamo-controlelampje dooft wanneer de dynamo goed werkt. Het lampje wordt "uitgezet" door:
het spanningsverschil over het lampje 0 Volt te maken
de stroomkring van het lampje te onderbreken
beide aansluitingen van het lampje door te verbinden met 0 Volt
De koolborstels op de spanningsregelaar zijn verbonden met de aansluitingen:
D+ en Df
D+ en B+
B+ en D-
Van een dynamo is de rotorspoel onderbroken. Wanneer nu het contact wordt aangezet zal op aansluiting:
D+ de accuspanning worden gemeten
Df de accuspanning worden gemeten
D- de accuspanning worden gemeten
De stuurstroom door een NPN-transistor stroomt van de:
Basis naar de Emitter
Emitter naar de Basis
Collector naar de Basis
De stuurstroom door een PNP-transistor stroomt van de:
Basis naar de Emitter
Emitter naar de Basis
Collector naar de Basis
De hoofdstroom door een PNP-transistor stroomt van de:
Collector naar de Emitter
Emitter naar de Collecor
Basis naar de Emitter
De hoofdstroom door een NPN-transistor stroomt van de:
Collector naar de Emitter
Emitter naar de Collecor
Basis naar de Emitter
Wanneer de laadspanning te hoog oploopt zal dit onderdeel in de spanningsregelaar bepalen dat de rotorstroom wordt onderbroken:
zenerdiode
transistor
vrijloopdiode
Een transistor zal in geleiding komen wanneer de spanning over de Basis en Emitter ongeveer:
0,7 Volt bedraagt
0,2 Volt bedraagt
12,0 Volt bedraagt
Wanneer een transistor volledig in geleiding is (verzadigd) zal de spanning tussen de Emitter en de Collector ongeveer:
0,2 Volt bedragen
0,7 Volt bedragen
12,0 Volt bedragen
De halfgeleiders in de spanningsregelaar moeten beschermd worden tegen de inductiespanning van de rotor. Deze bescherming is gerealiseerd door een:
vrijloopdiode parallel aan de rotorspoel te monteren
weerstand in serie met de rotorspoel te monteren
condensator parallel aan de rotorspoel te monteren
De schoepen van de koelventilator zijn niet allemaal even groot. De reden hiervan is:
dat dit minder geluid veroorzaakt
dat de ventilator daarmee is gebalanceerd
dat de dynamo beter wordt gekoeld
De stator van een dynamo is opgebouwd uit dunne plaatjes weekijzer. De reden hiervan is:
om wervelstromen zo veel mogelijk te voorkomen
het magnetisch veld beter te geleiden
de statorwindingen beter in de stator geklemd te houden
De voorbekrachtigingsstroom van een dynamo bedraagt ongeveer:
0,2 Ampère
3,0 Ampère
12,0 Ampère
De zelfbekrachtigingsstroom van een dynamo bedraagt ongeveer:
0,2 Ampère
3,0 Ampère
12,0 Ampère
De dynamo schakelt over op zelfbekrachtiging wanneer de opgewekte spanning in de stator meer dan:
1,4 Volt bedraagt
0,7 Volt bedraagt
2,1 Volt bedraagt
Het voordeel van een zenerdiode ten opzichte van een gewone diode is dat:
een zenerdiode ook in sperrichting gebruikt kan worden
de drempelspanning van een zenerdiode 0 Volt bedraagt
een zenerdiode niet beveiligd hoeft te worden tegen inductiespanningen
Tussen de dynamo-aansluiting B+ en D- bevindt zich soms een condensator. De functie van deze condensator is:
afvlakken van de rimpelspanning
voorkomen dat het dynamo-lampje zwak blijft branden
voorbekrachtigen van de dynamo wanneer deze nog stil staat
Het afgebeelde scoopbeeld is gemeten tussen aansluiting D+ en D-. Het triggersymbool geeft het moment aan dat het contact wordt aangezet. De dynamo is gaan bijladen na:
1700 ms
500 ms
50 ms
Het afgebeelde scoopbeeld is gemeten tussen aansluiting D+ en D-. Het triggersymbool geeft het moment aan dat het contact wordt aangezet. De spanning op aansluiting D+ bij stilstaande dynamo bedraagt:
1,0 Volt
6,4 Volt
14,8 Volt
Het afgebeelde scoopbeeld is gemeten tussen aansluiting D+ en D-. Het triggersymbool geeft het moment aan dat het contact wordt aangezet. De spanning op aansluiting D+ bij draaiende dynamo bedraagt:
1,0 Volt
6,4 Volt
14,8 Volt
Het onderdeel in de spanningsregelaar welke daadwerkelijk de rotorstroom onderbreekt is een:
transistor
zenerdiode
thyristor
De genummerde aansluitingen van de afgebeelde transistor zijn:
1 = Basis, 2 = Collector, 3 = Emitter
1 = Emitter, 2 = Basis, 3 = Collector
1 = Basis, 2 = Emitter, 3 = Collector
De genummerde aansluitingen van de afgebeelde transistor zijn:
1 = Basis, 2 = Collector, 3 = Emitter
1 = Emitter, 2 = Basis, 3 = Collector
1 = Basis, 2 = Emitter, 3 = Collector
In de onderstaande afbeelding is de transistor:
in geleiding
niet in geleiding
gedeeltelijk in geleiding
De statorspoelen kunnen geschakeld worden in:
ster-schakeling en driehoek-schakeling
blok-schakeling en ster-schakeling
serieschakeling en parallelschakeling
In onderstaande schakeling zijn 4 gelijkrichtdiodes afgebeeld in een Graetz-schakeling. De genummerde aansluitingen zijn verbonden met:
1 = wisselspanning; 2 = wisselspanning; 3 = min accu; 4 = plus accu
1 = plus accu; 2 = wisselspanning; 3 = min accu; 4 = wisselspanning
1 = wisselspanning; 2 = min accu; 3 = plus accu; 4 = wisselspanning
Voor onderstaande afbeeldingen geldt het volgende:
A = diode; B = zenerdiode 1 = anode, 2 = kathode, 3 = anode, 4 = kathode
A = zenerdiode, B = diode 1 = kathode, 2 = anode, 3 = kathode, 4 = anode
A = diode, B = thyristor 1 = anode, 2 = kathode, 3 = kathode, 4 = anode
Afgebeeld is een spanningsdeler van een elektronische spanningsregelaar. De weerstanden R1 en R2 verhouden zich als 2 : 1. Tussen de weerstanden wordt op punt P een spanning gemeten van 4,8 V. De spanning over weerstand R1 zal nu:
9,6 Volt bedragen
14,4 Volt bedragen
7,2 Volt bedragen
De rotor hoeft niet opgebouwd te worden uit een pakket van gelamelleerde weekijzeren plaatjes omdat:
in de rotor altijd al wervelstromen aanwezig zijn
de rotor zelf zich niet bevindt in een wisselend magnetisch veld
het magnetisch veld van de rotor zo sterk mogelijk moet zijn
In het onderstaande scoopbeeld stelt kanaal A de rimpelspaning voor op aansluiting B+ en kanaal B de spanning van 1 fase. De freqentie van de rimpelspanning bedraagt:
± 1780 Hz
± 890 Hz
± 294 Hz
In het onderstaande scoopbeeld stelt kanaal A de rimpelspaning voor op aansluiting B+ en kanaal B de spanning van 1 fase. De freqentie van de fase-spanning bedraagt:
± 1780 Hz
± 890 Hz
± 294 Hz
Afgebeeld is een testopstelling van een goed werkende stator in driehoek geschakeld. De weerstand van 1 fase bedraagt ongeveer:
0,307 ohm
0,102 ohm
0,205 ohm
Afgebeeld is een testopstelling van een goed werkende stator in ster geschakeld. De weerstand van 1 fase bedraagt ongeveer:
0,307 ohm
0,102 ohm
0,205 ohm
Bij de afgebeelde 3-fasen stator hoort een rotor met:
6 poolparen
3 poolparen
9 poolparen
De afgebeelde stator heeft:
massa-sluiting
koper-sluiting
een onderbroken wikkeling
De afgebeelde rotor heeft:
massa-sluiting
koper-sluiting
een onderbroken wikkeling
In de afgebeelde stator is (of zijn):
1 fase onderbroken
minimaal 2 fasen ondebroken
minimaal 3 fasen onderbroken
De delen in de dynamo welke vast zijn gemonteerd zijn de:
stator en de spanningsbegrenzer
rotor en de gelijkrichtdiodes
sleepringen en de stator
De veldstroom wordt gelijkgericht door de:
velddiodes
velddiodes en de mindiodes
mindiodes en de plusdiodes
Voor de opgewekte lijn-spanning van een stator in sterschakeling geldt:
Ulijn = 1,73 x Ufase
Ulijn = Ufase
Ulijn = Ufase : 1,73
Voor de opgewekte lijn-spanning van een stator in driehoekschakeling geldt:
Ulijn = 1,73 x Ufase
Ulijn = Ufase
Ulijn = Ufase : 1,73
Bij de laatste moderne ontwikkelingen wordt de volgende aansluiting aangestuurd door het motormanagement:
Df
D+
B+
Om de halfgeleiders in de spanningsbegrenzer te beschermen is er een vrijloopdiode parallel geschakeld tussen aansluiting:
D+ en Df
D+ en B+
B+ en W
Om te voorkomen dat de spanningsbegrenzer bij dezelde spanning in- en uitschakelt is deze voorzien van een:
hysteresisweerstand tussen aansluiting Df en de zenerdiode
FET tussen aansluiting Df en D-
condensator tussen aansluiting D+ en D-
Het motormanagement neemt bij een modern systeem de taak over van de:
spanningsregelaar
velddioden
rotor
Tijdens het rijden maakt aansluiting D+ contact met aansluiting B+ De chauffeur zal als klacht opgeven dat het dynamolampje:
niet gaat branden bij ingeschakeld contact en stilstaande motor
blijft branden bij draaiende motor
zwak gaat branden bij hogere toerentallen
De controlelamp van de dynamo zit in principe aangesloten tussen aansluiting:
D+ en B+
D+ en Df
D+ en D-
In het onderstaande scoopbeeld stelt kanaal A de rimpelspaning voor op aansluiting B+ en kanaal B de spanning van 1 fase. De spanning aangegeven bij de rode pijl wordt bepaald door de:
drempelspanning van de min-diode
doorslagspanning van de plus-diode
sperspanning van de velddiode
De opgewekte spanning op 1 fase-aansluiting van een goed werkende dynamo varieert tussen:
- 0,7 en 15,1 Volt
12,7 en 14,4 Volt
0 en 15,8 Volt
In het afgebeelde scoopbeeld is aansluiting D+ en Df afgebeeld. De maximale frequentie waarmee de rotor wordt aangestuurd bedraagt ongeveer:
77 Hz
63 hz
59 Hz
In het afgebeelde scoopbeeld is aansluiting D+ en Df afgebeeld. De minimale frequentie waarmee de rotor wordt aangestuurd bedraagt ongeveer:
77 Hz
63 hz
59 Hz
Een dynamo levert 55 Ampère bij een laadspanning van 13,7 Volt. Het rendement van deze dynamo is 70%. Het toegevoerde vermogen is dan:
960 Watt
864 Watt
1076 watt
Tijdens het aansluiten van een accu worden per ongeluk de plus- en minkabel verkeerd aangesloten. Het gevolg hiervan is dat de dynamo defect raakt. De diodes welke hierdoor vrijwel zeker defect zullen raken zijn de:
min- en plusdiodes
plus- en velddiodes
min- en velddiodes
Een losse spanningsregelaar wordt gecontroleerd met een regelbare voeding en een lamp. De lamp dient aangesloten te worden op de aansluitingen:
+ lamp = D+, - lamp = D-
+ lamp = D+, - lamp = Df
+ lamp = B+, - lamp = D-
Elke fase-aansluiting is verbonden met de:
anode van een plus-diode en de kathode van een min-diode en de anode van een veld-diode
kathode van een plus-diode en de kathode van een min-diode en de anode van een veld-diode
anode van een plus-diode en de anode van een min-diode en de kathode van een veld-diode
In de onderstaande afbeelding zijn de rotor-aansluitingen verbonden met de aansluitingen:
2 en 3
1 en 2
1 en 3
Wanneer het toerental van een dynamo daalt bij een gelijkblijvend aantal verbruikers zal de gemiddelde rotorstroom:
af nemen
toe nemen
gelijk blijven
Tijdens het laden van een accu vindt de volgende gas-ontwikkeling plaats in een accucel:
De accu wordt in een auto door de dynamo bijgeladen volgens een:
IU-karakteristiek
Wa-karakteristiek
WU-karakteristiek
Eventuele sterpuntdioden in een dynamo staan:
parallel geschakeld aan de plus- en min-dioden
in serie geschakeld met het sterpunt van de stator
parallel geschakeld aan de veld-dioden in de dynamo
De juiste graetz-schakeling wordt weergegeven bij afbeelding:
1
2
3
De juiste graetz-schakeling wordt weergegeven bij afbeelding:
1
2
3
De afgebeelde spanningsregelaar dient getest te worden met een regelbare voeding en een lamp. De regelbare voeding moet aangesloten worden op de aansluitingen:
1 en 3
2 en 4
1 en 4
De afgebeelde spanningsregelaar dient getest te worden met een regelbare voeding en een lamp. De lamp moet aangesloten worden op de aansluitingen:
1 en 3
2 en 4
1 en 4
Twee accu's worden via scheidingsdiodes aangesloten op een dynamo. De spanningsregelaar dient nu gemodificeerd te worden door een diode:
in doorlaatrichting tussen aansluiting D+ van de dynamo en aansluiting D+ van de spanningsregelaar te monteren
in doorlaatrichting tussen aansluiting D+ van de dynamo en aansluiting Df van de spanningsregelaar te monteren
in sperrichting tussen aansluiting B+ van de dynamo en aansluiting D- van de spanningsregelaar te monteren
In onderstaande afbeelding is een schema afgebeeld van een elektronische spanningsregelaar. Wanneer de dynamospanning lager is dan 14,4 Volt:
loopt er een stuurstroom door T2 en een hoofdstroom door T2
loopt er een stuurstroom door T1 en een hoofdstroom door T1
loopt er een stuurstroom door T2 en een hoofdstroom door T1
In onderstaande afbeelding is een schema afgebeeld van een elektronische spanningsregelaar. Wanneer de dynamospanning hoger is dan 14,4 Volt:
loopt er een stuurstroom door T2 en een hoofdstroom door T2
loopt er een stuurstroom door T1 en een hoofdstroom door T1
loopt er een stuurstroom door T2 en een hoofdstroom door T1
Een roterende magneet bevindt zich binnen een stilstaande spoel. Wanneer de rotatiefrequentie wordt verhoogd zal van het opgewekte signaal de:
amplitude en de frequentie toenemen
amplitude gelijk blijven en de frequentie afnemen
amplitude afnemen en de frequentie toenemen
Een sinus-vormig signaal heeft een periodetijd van 5 ms. De frequentie van dit signaal bedraagt:
200 Hz
20 Hz
2 kHz
Een sinus-vormig signaal heeft een periodetijd van 0,5 ms. De frequentie van dit signaal bedraagt:
200 Hz
20 Hz
2 kHz
Een sinus-vormig signaal heeft een frequentie van 20 kHz. De periode-tijd van dit signaal bedraagt:
50 µsec
50 msec
50 nsec
Een sinus-vormig signaal heeft een frequentie van 20 Hz. De periode-tijd van dit signaal bedraagt:
50 µsec
50 msec
50 nsec
Gegeven is een wisselspanning. Het aantal perioden tussen de 2 rode lijnen bedraagt:
3
1,5
6
Gegeven is een wisselspanning. Het aantal perioden tussen de 2 rode lijnen bedraagt:
3
1,5
6
De zelfbekrachtigingsstroom door de rotor wordt geleverd door de:
stator
accu
controlelamp
De voorbekrachtigingsstroom door de rotor wordt geleverd door de:
stator
accu
controlelamp
De storing in een stator welke NIET met een "normale" multimeter valt te constateren is:
massa-sluiting
kopersluiting
onderbroken wikkeling
Een 'normale' digitale multimeter wordt ingesteld op weerstandsmeting in het laagste meetbereik. Wanneer nu beide meetpennen tegen elkaar aan worden gehouden geeft het display een waarde aan van ongeveer:
0,2 ohm
0,0 ohm
0,5 ohm
Het contact staat aan bij stilstaande dynamo. Er wordt nu geen spanning opgewekt in de dynamo omdat:
de magnetische veldlijnen niet gesneden worden
de voorbekrachtigingsstroom zeer laag is
de spanningsregelaar nog niet kan werken
Het controlelampje van de dynamo brandt niet bij stilstaande dynamo en ingeschakeld contact. Het gemeten spanningsverschil over het controlelampje blijkt 0 Volt te zijn. Mogelijke oorzaken kunnen zijn:
- draadbreuk tussen het controlelampje en aansluiting D+ - versleten koolborstels
- het controlelampje is defect - defecte spanningsregelaar
- de rotorspoel is ondebroken - weerstand parallel aan controlelampje is doorgebrand
Het controlelampje van de dynamo brandt niet bij stilstaande dynamo en ingeschakeld contact. De gemeten spanning op aansluiting D+ van de dynamo blijkt 0 Volt te zijn. Mogelijke oorzaken kunnen zijn:
- draadbreuk tussen het controlelampje en aansluiting Df - versleten koolborstels
- draadbreuk tussen aansluiting 15 en het controlelampje - draadbreuk tussen het controlelampje en aansluiting D+
- de rotorspoel is ondebroken - weerstand parallel aan controlelampje is doorgebrand
Een diode gedraagt zich in:
- doorlaatrichting als een geleider en in - sperrichting als een isolator
- doorlaatrichting als een weerstand en in - sperrichting als een halfgeleider
- doorlaatrichting als een halfgeleider en in - sperrichting als een weerstand
Bij een wisselstroomdynamo vinden we GEEN:
stroombegrenzer en collector
spanningsregelaar en sleepringen
gelijkrichter en graetzschakeling
De zuurdichtheid van een accucel bedraagt 1280 kg / m3. Dit houdt in dat:
de inwendige weerstand van deze cel laag is
de spanning van deze cel ongeveer 1,7 Volt bedraagt
deze accucel ontaden is
De zuurdichtheid van een accucel bedraagt 1100 kg / m3. Dit houdt in dat:
de inwendige weerstand van deze cel hoog is
de spanning van deze cel ongeveer 1,7 Volt bedraagt
deze accucel geladen is
Van een accu is gegeven: - bronspanning Uo = 12,2 Volt - inwendige weerstand = 0,008 ohm Op deze accu wordt een digitale voltmeter, met een inwendige weerstand van 10 M-ohm, aangesloten. Wanneer we geen rekening houden met het display zou deze meter een klemspanning Uk aan moeten geven van:
12,19999999 Volt
12,19999024 Volt
12,19999475 Volt
Een zuurweger meet van een accucel:
de dichtheid
het volume
de massa
In een geladen lood-accu bestaan de platen uit:
plus-plaat = loodsuperoxyde min-plaat = poreus lood
plus-plaat = loodsulfaat min-plaat = poreus lood
plus-plaat = loodsulfaat min-plaat = loodsulfaat
In een ontladen lood-accu bestaan de platen uit:
plus-plaat = loodsuperoxyde min-plaat = poreus lood
plus-plaat = loodsulfaat min-plaat = poreus lood
plus-plaat = loodsulfaat min-plaat = loodsulfaat
De klemspanning van een accu is lager dan de bronspanning tijdens het:
opladen
starten
'normale' gebruik
De klemspanning van een accu is hoger dan de bronspanning tijdens het:
opladen
starten
opmeten van de accuspanning
De onderstaande afbeelding stelt een stator voor:
geschakeld als sterschakeling
geschakeld als driehoekschakeling
geschakeld zonder sterpunt
Een accu staat in het magazijn opgeslagen met "droge" accucellen. Wanneer de accu wordt verkocht worden de accucellen gevuld met:
elektrolyt
zwavelzuur
gedemineraliseerd water
Een accu staat in het magazijn opgeslagen met "droge" accucellen. Het belangrijkste voordeel hiervan is:
dat er geen zelfontlading op kan treden
dat er geen knalgas kan ontstaan
dat het agressieve zwavelzuur al in de accuplaten zit
Een klant komt met de klacht dat zijn lampen regelmatig doorbranden. De meest voor de hand liggende oorzaak zal waarschijnlijk zijn dat:
de opgewekte laadspanning van de dynamo te hoog is
de afgegeven laadstroom van de dynamo te hoog is
de gelijkrichter defect is waardoor er een wisselspanning uit de dynamo komt
De rotor wordt door de spanningsregelaar aangestuurd met een duty-cycle. Het actieve deel van de duty-cycle zal groter worden wanneer:
de dynamo gaat draaien met een hoger toerental
het aantal ingeschakelde verbruikers toeneemt
de laadspanning van de dynamo begrenst wordt
De rotor wordt door de spanningsregelaar aangestuurd met een duty-cycle. Het actieve deel van de duty-cycle zal kleiner worden wanneer:
de dynamo gaat draaien met een lager toerental
het aantal ingeschakelde verbruikers afneemt
de laadspanning van de dynamo begrenst wordt
De benaming "laadstroomcontrolelamp" is niet helemaal juist. Een betere benaming voor het dynamo-lampje zou zijn:
zelfbekrachtigingscontrolelampje
laadspanningscontrolelampje
storingscontrolelampje
De benaming "laadstroomcontrolelamp" is niet helemaal juist omdat:
het lampje geen indicatie kan geven of de laadstroom de juiste waarde heeft
er maar een heel klein deel van de laadstroom door de controlelamp loopt
wanneer het contact aan staat er geen laadstroom door de dynamo wordt geleverd
De ladingstoestand van de onderstaande accu-cel is:
geladen
ontladen
half geladen
De ladingstoestand van de onderstaande accu-cel is:
geladen
ontladen
half geladen
Onderstaande sticker bevindt zich op een accu. Deze accu kan 20 uur ontladen worden met een stroomsterkte van:
11,25 Ampère
72,50 Ampère
1,67 Ampère
In de afgebeelde accu-tester bevindt zich een belastingsweerstand. De grootte van deze weerstand is te vergelijken is met de inwendige weerstand van een:
startmotor
voltmeter
geheel ontladen accu
In de onderstaande afbeelding is de stator aangegeven met het cijfer:
1
2
3
In de onderstaande afbeelding is de rotor aangegeven met het cijfer:
1
2
3
In de onderstaande afbeelding zijn de sleepringen aangegeven met het cijfer:
1
2
3
De draairichting van de onderstaande dynamo wordt bepaald door onderdeel:
4
2
3
In de onderstaande afbeelding is de aansluiting " D+ " aangegeven met het cijfer:
1
2
4
In de onderstaande afbeelding is de aansluiting " DF " aangegeven met het cijfer:
1
2
4
In de onderstaande afbeelding is de aansluiting " B+ " aangegeven met het cijfer:
1
2
4
In de onderstaande afbeelding is de aansluiting " D+ " aangegeven met het cijfer:
3
2
4
In de onderstaande afbeelding is de aansluiting " D- " aangegeven met het cijfer:
3
5
4
In de onderstaande afbeelding zijn de " plusdiodes " aangegeven met het cijfer:
6
7
8
In de onderstaande afbeelding zijn de " mindiodes " aangegeven met het cijfer:
6
7
8
In de onderstaande afbeelding zijn de " velddiodes " aangegeven met het cijfer:
6
7
8
Verantwoording
Techniek wordt niet door het onderwijs uitgevonden. Wanneer docenten in de motorvoertuigentechniek lesstof samenstellen dan
bestaat dat vaak aan het aan elkaar schrijven, technisch selecteren en herschrijven van diverse publicaties. Slechts in
beperkte mate draagt eigen onderzoek bij aan de inhoud. Waar bekend wordt de bron vermeld, maar een aantal onderwerpen / afbeeldingen
komen uit teksten waarvan de oorsprong moeilijk meer te achterhalen is. Mocht u desalniettemin zaken tegen komen waaraan u denkt
rechten te kunnen ontlenen dan verzoeken wij u contact op te nemen met de
projectcoördinator
/ webmaster.
Wij zullen deze onderwerpen dan zo snel mogelijk aanpassen.
Wij hopen echter dat u de Timloto-initiatieven van open
en gratis lesmateriaal wilt blijven ondersteunen.