TIMLOTO (Technische Informatica Motorvoertuigen Leerweg Open Technisch Onderwijs)

De reden waarom men in een dynamo elektromagneten toepast en geen permanente magneten is:
1. de afgegeven dynamospanning is nu te begenzen
2. het magnetisch veld van de rotor zal nu niet ontregeld worden
3. elektromagneten nemen minder ruimte in dan permanente magneten
De rotor van een wisselstroomdynamo heeft een weerstand van ongeveer:
1. 3,0 ohm
2. 0,1 ohm
3. 1,0 ohm
Voor een wisselstroomdynamo is één van de volgende beweringen juist:
1. de velddioden verbinden de statorspoelen met de regelaar
2. de statorspoelen zijn altijd in driehoek geschakeld
3. een statorspoel heeft een hogere weerstand dan de rotorspoel
De magneetpolen van de rotor zijn afgeschuind.
Dit heeft men gedaan om:
1. de opgewekte spanning gelijkmatiger te maken
2. een compacte bouwwijze te verkrijgen
3. een hoger maximum toerental mogelijk te maken
De weerstand van een statorspoel is ongeveer:
1. 0,1 ohm
2. 3,0 ohm
3. 1,0 ohm
De spanningsregelaar van een dynamo is ondergebracht in het:
1. veldcircuit en beschermt de verbruikers
2. veldcircuit en beveiligt de dynamo
3. laadcircuit en beschermt de verbruikers
Bij een wisselstroomdynamo is één van onderstaande beweringen juist:
1. de veldstroom wordt via de koolborstels en de sleepringen
  naar de rotorspoel gevoerd
2. wanneer de draairichting van de rotor wordt gewijzigd zal de accu
  ontladen worden
3. de wikkeling waaruit de laadstroom komt, is een deel van de rotor
Afgebeeld is een spanningsdeler van een elektronische spanningsregelaar.
De weerstanden R1 en R2 verhouden zich als 2 : 1.
Tussen de weerstanden wordt op punt P een spanning gemeten van 4,8 V.
De spanning op de D+ aansluiting is dan:
1. 14,4 Volt
2. 13,5 Volt
3. 8,8 Volt
Een dynamo levert een vermogen van 720 watt.
Het rendement van deze dynamo is 75%.
Het toegevoerde vermogen is dan:
1. 960 Watt
2. 864 Watt
3. 1076 watt
In een dynamo wordt vanaf de multiriem naar de verbruikers:
1. mechanische energie omgezet in elektrische energie
2. magnetische energie omgezet in elektrische energie
3. elektrische energie omgezet in magnetische energie
Het doel van velddiodes in een dynamo is onder andere de:
1. rotorstroom door laten
2. laadstroom door te laten
3. rotorstroom te begrenzen
De diodes welke zowel de laadstroom als de veldstroom door laten zijn de:
1. veld-diodes
2. min-diodes
3. plus-diodes
In de onderstaande afbeelding zijn de genummerde aansluitingen:
1. 1 = B+, 2 = D+, 3 = D-
2. 1 = D+, 2 = B+, 3 = D-
3. 1 = B+, 2 = Df, 3 = D-
De wisselspanning van een dynamo moet gelijkgericht worden omdat:
1. een accu alleen maar geladen kan worden met een gelijkspanning
2. de verlichting van een auto alleen maar kan werken op
  een gelijkspanning
3. de stroomsterkte door de verbruikers anders te hoog op zou kunnen lopen
In de afbeelding wordt de rotor gecontroleerd op:
1. massa-sluiting
2. koper-sluiting
3. onderbroken wikkeling
In de afbeelding wordt de rotor afgekeurd indien de meter:
1. OL aangeeft
2. 3,0 Ohm aangeeft
3. 2,0 M-Ohm aangeeft
De onderstaande afbeelding stelt een stator voor:
1. geschakeld als sterschakeling
2. geschakeld als driehoekschakeling
3. geschakeld zonder sterpunt
De spanningsregelaar begrenst de laadspanning van de dynamo door:
1. de rotorstroom te regelen
2. de statorstroom te regelen
3. de kortsluitstroom te regelen
In de onderstaande afbeelding stellen de diodes voor:
1. 1 = min-diode, 2 = plus-diode, 3 = velddiode
2. 1 = velddiode, 2 = plus-diode, 3 = min-diode
3. 1 = plus-diode, 2 = velddiode, 3 = min-diode
Een losse spanningsregelaar wordt gecontroleerd met een regelbare voeding en een lamp.
De regelbare voeding dient aangesloten te worden op de aansluitingen:
1. + voeding = D+, - voeding = D-
2. + voeding = Df, - voeding = D-
3. + voeding = B+, - voeding = D-
Een losse diode wordt op juiste wijze op doorlaatrichting gecontroleerd in de schakeling:
1. 1
2. 2
3. 3
Wanneer het dynamotoerental stijgt bij een gelijkblijvend aantal verbruikers zal de gemiddelde rotorstroom:
1. af nemen
2. toe nemen
3. gelijk blijven
Een rotor moet volgens de fabrieksgegevens een weerstand hebben van 3,2 ohm.
Wanneer de rotor wordt doorgemeten blijkt de weerstand 2,0 ohm te zijn.
De rotor moet afgekeurd worden omdat deze:
1. kopersluting heeft
2. massa-sluiting heeft
3. een onderbroken spoel heeft
Een rotor moet volgens de fabrieksgegevens een weerstand hebben van 3,2 ohm.
Wanneer de rotor wordt doorgemeten blijkt de ohm-meter "OL" aan te geven.
De rotor moet afgekeurd worden omdat deze:
1. kopersluting heeft
2. massa-sluiting heeft
3. een onderbroken spoel heeft
BIj een volledig geladen accu heeft het elektrolyt een dichtheid van:
1. 1,28 kg / dm3
2. 1,14 kg / dm3
3. 1,00 kg / dm3
BIj een volledig ontladen accu heeft het elektrolyt een dichtheid van:
1. 1,28 kg / dm3
2. 1,14 kg / dm3
3. 1,00 kg / dm3
Het elektrolyt in een accu bestaat uit een mengsel van:
1. zwavelzuur en gedemineraliseerd water
2. zoutzuur en leidingwater
3. salpeterzuur en ontkalkt water
Wanneer een accu wordt ontladen zal de zuurdichtheid van het elektrolyt:
1. afnemen
2. toenemen
3. gelijk blijven
Wanneer een accu wordt geladen zal de zuurdichtheid van het elektrolyt:
1. afnemen
2. toenemen
3. gelijk blijven
Een accu heeft een bronspanning Uo van 12,10 Volt.
De inwendige weerstand Ri van deze accu bedraagt 0,012 ohm.
De accu wordt ontladen met een stroomsterkte van 50 Ampère.
De klemspanning Uk van de accu bedraagt nu:
1. 11.50 Volt
2. 12,70 Volt
3. 11,80 Volt
Wanneer bij een accu het niveau van het elektrolyt te laag is moet dit worden bijgevuld met:
1. gedemineraliseerd water
2. zwavelzuur
3. elektrolyt
Wanneer een accu normaal wordt geladen bedraagt de laadstroom:
1. 5 tot 10% van de capaciteit
2. 30 tot 50% van de capaciteit
3. ongeveer 0,1% van de capaciteit
Wanneer een accu met een snellader wordt geladen bedraagt de laadstroom:
1. tussen de 5 en 10% van de capaciteit
2. tussen de 30 en 50% van de capaciteit
3. ongeveer 0,1% van de capaciteit
Twee accu's van 12 Volt met een capaciteit van 44 Ah worden met elkaar in serie geschakeld. De totale spanning zal nu:
1. 24 Volt bedragen en de capaciteit bedraagt dan 88 Ah
2. 12 Volt bedragen en de capaciteit bedraagt dan 44 Ah
3. 24 Volt bedragen en de capaciteit bedraagt dan 44 Ah.
In de dynamo wordt de wisselspanning opgewekt in:
1. de stator
2. de rotor
3. het anker
In een dynamo wordt een spanning opgewekt doordat:
1. een draaiend magnetisch veld zich in een stilstaande spoel bevindt
2. een draaiende spoel zich in een stilstaand magnetisch veld bevindt
3. zowel de spoel als het magnetisch veld zich ten opzichte van elkaar bewegen
De sleepringen met koolborstels binnen de dynamo dienen ervoor om de:
1. veldstroom door te laten
2. laadstroom door te laten
3. wervelstromen door te laten
Een rotor is altijd uitgevoerd als elektromagneet omdat:
1. de laadspanning van de dynamo begrenst moet kunnen worden
2. de laadstroom van de dynamo begrenst moet kunnen worden
3. er een wisselspanning opgewekt moet worden in de dynamo
De stator in een dynamo is opgebouwd uit:
1. 3 fasen welke elektrisch 120° ten opzichte van elkaar liggen verschoven
2. 2 fasen welke elektrisch 180° ten opzichte van elkaar liggen verschoven
3. 4 fasen welke elektrisch 90° ten opzichte van elkaar liggen verschoven
Het dynamo-controlelampje dooft wanneer de dynamo goed werkt.
Het lampje wordt "uitgezet" door:
1. het spanningsverschil over het lampje 0 Volt te maken
2. de stroomkring van het lampje te onderbreken
3. beide aansluitingen van het lampje door te verbinden met 0 Volt
De koolborstels op de spanningsregelaar zijn verbonden met de aansluitingen:
1. D+ en Df
2. D+ en B+
3. B+ en D-
Wanneer de laadspanning te hoog oploopt zal dit onderdeel in de spanningsregelaar bepalen dat de rotorstroom wordt onderbroken:
1. zenerdiode
2. transistor
3. vrijloopdiode
Het onderdeel in de spanningsregelaar welke daadwerkelijk de rotorstroom onderbreekt is een:
1. transistor
2. zenerdiode
3. thyristor
De statorspoelen kunnen geschakeld worden in:
1. ster-schakeling en driehoek-schakeling
2. blok-schakeling en ster-schakeling
3. serieschakeling en parallelschakeling
In onderstaande schakeling zijn 4 gelijkrichtdiodes afgebeeld in een Graetz-schakeling.
De genummerde aansluitingen zijn verbonden met:
1.   1 = wisselspanning;
                   2 = wisselspanning;
                   3 = min accu;
                   4 = plus accu
2.   1 = plus accu;
                   2 = wisselspanning;
                   3 = min accu;
                   4 = wisselspanning
3.   1 = wisselspanning;
                   2 = min accu;
                   3 = plus accu;
                   4 = wisselspanning
Afgebeeld is een spanningsdeler van een elektronische spanningsregelaar.
De weerstanden R1 en R2 verhouden zich als 2 : 1.
Tussen de weerstanden wordt op punt P een spanning gemeten van 4,8 V.
De spanning over weerstand R1 zal nu:
1. 9,6 Volt bedragen
2. 14,4 Volt bedragen
3. 7,2 Volt bedragen
Afgebeeld is een testopstelling van een goed werkende stator in ster geschakeld.
De weerstand van 1 fase bedraagt ongeveer:
1. 0,307 ohm
2. 0,102 ohm
3. 0,205 ohm
Bij de afgebeelde 3-fasen stator hoort een rotor met:
1. 6 poolparen
2. 3 poolparen
3. 9 poolparen
De afgebeelde stator heeft:
1. massa-sluiting
2. koper-sluiting
3. een onderbroken wikkeling
De afgebeelde rotor heeft:
1. massa-sluiting
2. koper-sluiting
3. een onderbroken wikkeling
In de afgebeelde stator is (of zijn):
1. 1 fase onderbroken
2. minimaal 2 fasen ondebroken
3. minimaal 3 fasen onderbroken
De delen in de dynamo welke vast zijn gemonteerd zijn de:
1. stator en de spanningsbegrenzer
2. rotor en de gelijkrichtdiodes
3. sleepringen en de stator
De veldstroom wordt gelijkgericht door de:
1. velddiodes
2. velddiodes en de mindiodes
3. mindiodes en de plusdiodes
De controlelamp van de dynamo zit in principe aangesloten tussen aansluiting:
1. D+ en B+
2. D+ en Df
3. D+ en D-
Een losse spanningsregelaar wordt gecontroleerd met een regelbare voeding en een lamp.
De lamp dient aangesloten te worden op de aansluitingen:
1. + lamp = D+, - lamp = D-
2. + lamp = D+, - lamp = Df
3. + lamp = B+, - lamp = D-
In de onderstaande afbeelding zijn de rotor-aansluitingen verbonden met de aansluitingen:
1. 2 en 3
2. 1 en 2
3. 1 en 3
Wanneer het toerental van een dynamo daalt bij een gelijkblijvend aantal verbruikers zal de gemiddelde rotorstroom:
1. af nemen
2. toe nemen
3. gelijk blijven
De juiste graetz-schakeling wordt weergegeven bij afbeelding:
1. 1
2. 2
3. 3
De juiste graetz-schakeling wordt weergegeven bij afbeelding:
1. 1
2. 2
3. 3
De afgebeelde spanningsregelaar dient getest te worden met een regelbare voeding en een lamp.
De regelbare voeding moet aangesloten worden op de aansluitingen:
1. 1 en 3
2. 2 en 4
3. 1 en 4
De afgebeelde spanningsregelaar dient getest te worden met een regelbare voeding en een lamp.
De lamp moet aangesloten worden op de aansluitingen:
1. 1 en 3
2. 2 en 4
3. 1 en 4
In onderstaande afbeelding is een schema afgebeeld van een elektronische spanningsregelaar.
Wanneer de dynamospanning lager is dan 14,4 Volt:
1. loopt er een stuurstroom door T2 en een hoofdstroom door T2
2. loopt er een stuurstroom door T1 en een hoofdstroom door T1
3. loopt er een stuurstroom door T2 en een hoofdstroom door T1
In onderstaande afbeelding is een schema afgebeeld van een elektronische spanningsregelaar.
Wanneer de dynamospanning hoger is dan 14,4 Volt:
1. loopt er een stuurstroom door T2 en een hoofdstroom door T2
2. loopt er een stuurstroom door T1 en een hoofdstroom door T1
3. loopt er een stuurstroom door T2 en een hoofdstroom door T1
De zelfbekrachtigingsstroom door de rotor wordt geleverd door de:
1. stator
2. accu
3. controlelamp
De voorbekrachtigingsstroom door de rotor wordt geleverd door de:
1. stator
2. accu
3. controlelamp
De storing in een stator welke NIET met een "normale" multimeter valt te constateren is:
1. massa-sluiting
2. kopersluiting
3. onderbroken wikkeling
Een 'normale' digitale multimeter wordt ingesteld op weerstandsmeting in het laagste meetbereik.
Wanneer nu beide meetpennen tegen elkaar aan worden gehouden geeft het display een waarde aan van ongeveer:
1. 0,2 ohm
2. 0,0 ohm
3. 0,5 ohm
Het contact staat aan bij stilstaande dynamo.
Er wordt nu geen spanning opgewekt in de dynamo omdat:
1. de magnetische veldlijnen niet gesneden worden
2. de voorbekrachtigingsstroom zeer laag is
3. de spanningsregelaar nog niet kan werken
Een diode gedraagt zich in:
1. - doorlaatrichting als een geleider en in
  - sperrichting als een isolator
2. - doorlaatrichting als een weerstand en in
  - sperrichting als een halfgeleider
3. - doorlaatrichting als een halfgeleider en in
  - sperrichting als een weerstand
Bij een wisselstroomdynamo vinden we GEEN:
1. stroombegrenzer en collector
2. spanningsregelaar en sleepringen
3. gelijkrichter en graetzschakeling
De zuurdichtheid van een accucel bedraagt 1280 kg / m3.
Dit houdt in dat:
1. de inwendige weerstand van deze cel laag is
2. de spanning van deze cel ongeveer 1,7 Volt bedraagt
3. deze accucel ontaden is
De zuurdichtheid van een accucel bedraagt 1100 kg / m3.
Dit houdt in dat:
1. de inwendige weerstand van deze cel hoog is
2. de spanning van deze cel ongeveer 1,7 Volt bedraagt
3. deze accucel geladen is
Van een accu is gegeven:
- bronspanning Uo = 12,2 Volt
- inwendige weerstand = 0,008 ohm
Op deze accu wordt een digitale voltmeter, met een inwendige weerstand van 10 M-ohm, aangesloten.
Wanneer we geen rekening houden met het display zou deze meter een klemspanning Uk aan moeten geven van:
1. 12,19999999 Volt
2. 12,19999024 Volt
3. 12,19999475 Volt
Een zuurweger meet van een accucel:
1. de dichtheid
2. het volume
3. de massa
De klemspanning van een accu is lager dan de bronspanning tijdens het:
1. opladen
2. starten
3. 'normale' gebruik
De klemspanning van een accu is hoger dan de bronspanning tijdens het:
1. opladen
2. starten
3. opmeten van de accuspanning
De onderstaande afbeelding stelt een stator voor:
1. geschakeld als sterschakeling
2. geschakeld als driehoekschakeling
3. geschakeld zonder sterpunt
Een accu staat in het magazijn opgeslagen met "droge" accucellen.
Wanneer de accu wordt verkocht worden de accucellen gevuld met:
1. elektrolyt
2. zwavelzuur
3. gedemineraliseerd water
Een accu staat in het magazijn opgeslagen met "droge" accucellen.
Het belangrijkste voordeel hiervan is:
1. dat er geen zelfontlading op kan treden
2. dat er geen knalgas kan ontstaan
3. dat het agressieve zwavelzuur al in de accuplaten zit
In de onderstaande afbeelding zijn de " velddiodes " aangegeven met het cijfer:
1. 6
2. 7
3. 8
In de onderstaande afbeelding zijn de " mindiodes " aangegeven met het cijfer:
1. 6
2. 7
3. 8
In de onderstaande afbeelding zijn de " plusdiodes " aangegeven met het cijfer:
1. 6
2. 7
3. 8
In de onderstaande afbeelding is de aansluiting " D- " aangegeven met het cijfer:
1. 3
2. 5
3. 4
In de onderstaande afbeelding is de aansluiting " D+ " aangegeven met het cijfer:
1. 3
2. 2
3. 4
In de onderstaande afbeelding is de aansluiting " B+ " aangegeven met het cijfer:
1. 1
2. 2
3. 4
In de onderstaande afbeelding is de aansluiting " DF " aangegeven met het cijfer:
1. 1
2. 2
3. 4
In de onderstaande afbeelding is de aansluiting " D+ " aangegeven met het cijfer:
1. 1
2. 2
3. 4
De draairichting van de onderstaande dynamo wordt bepaald door onderdeel:
1. 4
2. 2
3. 3
In de onderstaande afbeelding zijn de sleepringen aangegeven met het cijfer:
1. 1
2. 2
3. 3
In de onderstaande afbeelding is de rotor aangegeven met het cijfer:
1. 1
2. 2
3. 3
In de onderstaande afbeelding is de stator aangegeven met het cijfer:
1. 1
2. 2
3. 3
In de afgebeelde accu-tester bevindt zich een belastingsweerstand.
De grootte van deze weerstand is te vergelijken is met de inwendige weerstand van een:
1. startmotor
2. voltmeter
3. geheel ontladen accu
Onderstaande sticker bevindt zich op een accu.
Deze accu kan 20 uur ontladen worden met een stroomsterkte van:
1. 11,25 Ampère
2. 72,50 Ampère
3. 1,67 Ampère
De ladingstoestand van de onderstaande accu-cel is:
1. geladen
2. ontladen
3. half geladen
De ladingstoestand van de onderstaande accu-cel is:
1. geladen
2. ontladen
3. half geladen

meerkeuzetoetsLaadsystemen

meerkeuzetoets

Laadsystemen