Onderwerpen:
- Inleiding bedrijfsrem
- Voetremventiel
- Automatisch lastafhankelijk regelventiel (ALR)
- Membraancilinder
Inleiding bedrijfsrem:
Met de bedrijfsrem kan men de snelheid van het voertuig verminderen en tot stilstand brengen. De bedrijfsrem valt onder het “luchtverbruikende” gedeelte, welke in de onderstaande afbeelding geel is gekleurd. Op de pagina: luchtdrukremsysteem basis worden de verschillende delen uitgelegd die hieronder met kleuren (blauw, geel en groen) worden aangegeven.
De bedrijfsrem omvat de volgende componenten: het voetremventiel, het lastafhankelijke regelventiel (ALR), de relaisklep en de membraancilinders op de remklauwen voor en remklauwen of remtrommels achter.
1. Luchtcompressor
2. Droger met natte ketel
3. Vierkringsbeveiligingsventiel
4. Luchtketel kring 3
5. Luchtketel kring 1
6. Luchtketel kring 2
7. Voetremventiel
8. Lastafhankelijk ventiel (ALR)
9. Membraancilinders (voor)
10. Membraancilinders (achter)
11. Veerremcilinders (achter)
12. Terugslagklep
13. Parkeerremventiel
14. Relaisventiel
- Blauw: luchtverzorgend
- Geel: luchtverbruikend
- Groen: parkeerrem / noodrem
In het vierkringsbeveiligingsventiel (3) worden de remkringen van elkaar gescheiden. In de onderstaande afbeelding zien we de remkringen aangegeven met kleuren:
- kring 1 (rood) is de remkring van de achterwielen;
- kring 2 (blauw) is de remkring van de voorwielen;
- kring 3 (groen) is de remkring van de hulprem of parkeerrem;
- kring 4 is de remkring van de aanhanger of oplegger (niet afgebeeld).
Vanaf het vierkringsbeveiligingsventiel (3) worden de bedrijfsremkringen van de voor- en achterremmen van elkaar gescheiden. De luchtketels (5 en 6) dienen als opslag om veelvuldig achter elkaar te remmen. De bedrijfsrem wordt met het voetremventiel (7) bediend. Met het voetremventiel kan er gedoseerd worden geremd.
Vanuit het voetremventiel wordt de remdruk naar het ALR (lastafhankelijk remventiel, nummer 8) gestuurd. Hier wordt de uitgestuurde luchtdruk aangepast aan de belading (last) van het voertuig. Het ALR stuurt de luchtdruk naar het relaisventiel (9), waarin de luchtdruk vanuit het ALR bepaalt hoeveel luchtdruk er vanuit ketel (6) wordt toegelaten naar de membraancilinders (11) van de achterremmen.
Voetremventiel:
Met het voetremventiel bedient de bestuurder twee bedrijfsremkringen. Deze kringen zijn onafhankelijk van elkaar geschieden en kunnen in kleine stapjes (gedoseerd) worden geregeld. Na het remmen worden de membraancilinders via het voetremventiel ontlucht.
Het symbool toont de in- en uitgangen van het voetremventiel:
- 11 en 12: ingang 1 en ingang 2;
- 21 en 22: uitgang 1 en uitgang 2.
De onderstaande afbeelding toont de componenten in het voetremventiel. De uitleg volt daaronder.
Legenda
Onderdelen:
1. voetrempedaal
2. bedieningszuiger
3. veerschotel
4. bovenste zuigerbuis
5. ruimte A
6. middelste zuigerbuis
7. ruimte B
8. regelzuiger
9. ruimte C
10. onderste zuigerbuis
Aansluitingen:
- 11: ingang 1
- 12: ingang 2
- 21: uitgang 1
- 22: uitgang 2
De volgende tekst verwijst naar de afbeeldingen 1 (hierboven) en naar afbeeldingen 2 en 3 (onder de tekst). De rode kleur geeft de toegevoerde luchtdruk vanuit de ketels aan, en blauw de atmosferische druk.
Afbeelding 1:
In de ruststand dichten de middelste en onderste zuigerbuizen (6 en 10) de ingangen van het voetremventiel af. Er vindt geen doorgang plaats van luchtdruk van de ingang naar de uitgang. De veren (de doorsnedes van de veren zijn als witte cirkels afgebeeld) duwen de zuigerbuizen 4, 6 en 10 in hun ruststand.
Afbeelding 2:
De chauffeur bedient het rempedaal (1) met de voet. De bedieningszuiger (2) wordt daarmee mechanisch bediend en beweegt naar beneden. De veerschotel (3) en de zuigerbuizen (4 en 6) worden hierdoor ook naar beneden bewogen. Er ontstaat een doorgang tussen ingang 11 en ruimte 5. Omdat de zuigerbuizen rond zijn, stroomt de lucht eromheen, naar uitgang 21. Hiermee wordt in eerste instantie druk opgebouwd in remkring 1. De reden dat de druk naar de achteras een paar tienden seconden sneller oploopt dan de druk naar de vooras is omdat er in de kring naar de achteras vaak meer ventielen zitten. Door deze ventielen iets eerder aan te sturen, zullen de remmen van de vooras en de achteras toch gelijk gaan beginnen met remmen.
Afbeelding 3:
De luchtdruk in kring 1 van de achteras oefent in ruimte B (nummer 7 in de bovenstaande afbeelding), waarmee de onderste regelzuiger (8) pneumatisch naar beneden wordt gedrukt. Hiermee wordt de luchtdoorstroming naar kring 2 niet mechanisch, maar pneumatisch geregeld. De ingaande luchtdruk vanuit de ketel komt via aansluiting 12 en wordt doorgelaten naar aansluiting 12.
Kring 2 wordt pneumatisch bediend wanneer er voldoende druk is opgebouwd in kring 1. Op het moment dat er lekkage in kring 1 aanwezig is, stroomt er geen gecomprimeerde lucht in ruimte B. De chauffeur zal het rempedaal dieper moeten intrappen, zodat de de middelste zuigerbuis (6) de regelzuiger (8) raakt, zodat de rembeweging alsnog mechanisch wordt doorgegeven naar kring 2.
Nadat het rempedaal niet meer is ingetrapt, worden de zuigerbuizen weer door hun veerkracht naar boven geduwd. De kringen 1 en 2 worden weer afgesloten. De nog aanwezige luchtdruk in de ruimtes A, B en C stroomt via aansluiting 3 van het voetremventiel naar buiten. Op deze manier wordt voorkomen dat een hoeveelheid restdruk nog zorgt voor een ongewenste druk in de membraancilinders, wat het aanlopen van de remmen tot gevolg heeft.
Automatisch lastafhankelijk regelventiel (ALR):
De remmen op de achteras worden niet direct vanuit het voetremventiel belucht.
Het gewicht op de achteras is bepalend voor de maximale remkracht, dus de remkracht moet worden aangepast aan de last. Veel remdruk bij een onbeladen achteras geeft een grote kans op blokkerende wielen, en een lage remdruk op een beladen as remt het voertuig nauwelijks af.
Op het pneumatische ALR zien we de volgende aansluitingen:
- 1 en 2: ingang en uitgang
- 41 en 42: aansturing (aansluitingen luchtbalgen)
Het ALR (nummer 8, de automatisch lastafhankelijke remdrukregelaar in de overzichtsafbeelding) meet de last op één van de twee manieren:
- mechanisch: dit type ALR wordt vooral toegepast bij oudere voertuigen of voertuigen met bladvering. Door middel van een hefboom die met een kabel of stang op het chassis is verbonden, wordt de hoogte van het voertuig ten opzichte van de wielophanging gemeten. Bij een beladen as zullen de bladveren doorbuigen en beweegt de hefboom omlaag;
- pneumatisch: de luchtdruk in de veerbalgen wordt door het pneumatische ALR gemeten. Bij een geladen voertuig neemt de last en dus ook de balgdruk toe.
Het ALR stuurt de – aan de belading aangepaste – luchtdruk naar de membraancilinders van de achterremmen.
Membraancilinder:
Een membraancilinder is een uitvoering van een remcilinder. De energie die de toegevoerde luchtdruk levert, wordt in de membraancilinder omgezet in een beweging. Door middel van een hefboom wordt deze beweging omgezet in een kracht waarmee de remvoering tegen de remschijf of remtrommel wordt gedrukt.
De kracht waarmee de remvoering wordt aangedrukt, is o.a. afhankelijk van de hefboomverhouding en de luchtdruk in de membraancilinder.
In de afbeelding hiernaast zien we twee membraancilinders:
- links: membraancilinder van de vooras;
- rechts: membraancilinder met daaronder de veerremcilinder van de achteras.
De veerremcilinder wordt op de pagina: hulp- en parkeerrem behandeld.
Naast de afbeeldingen van de membraancilinders zien we het symbool.
In de volgende afbeelding zien we een doorsnede van een membraancilinder. De gecomprimeerde lucht vanuit het voetremventiel of relaisventiel komt bij nummer 1 in de kamer links van membraan (2) binnen. De luchtdruk duwt het membraan tegen de veerkracht van veer (3) naar rechts. De drukstang volgt deze beweging en kantelt hefboom (5) om zijn draai-as. Op dat moment wordt er geremd.
Bij het loslaten van de rem daalt de luchtdruk links van het membraan en drukt de veer het membraan en de drukstang weer in de ruststand.
Een membraancilinder op de achteras werkt volgens het zelfde principe, maar in de behuizing bevindt zich ook een veerremcilinder die voor de parkeerrem zorgt.
Legenda:
1. luchtaansluiting
2. membraan
3. veer voor ruststand
4. drukstang
5. hefboom
De onderstaande animaties tonen de uitgaande slag van de membraancilinder waarmee de hefboom wordt bedient, en een S-nok die bij verdraaiing de remsegmenten tegen de remtrommel drukt. Let op: beide animaties lopen niet synchroon. In werkelijkheid zal bij de uitgaande slag van de membraancilinder de S-nok de remvoeringen tegen de trommel bewegen.
Gerelateerde pagina: